Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. boringen verbeteren waterkeringen WBD, gemeente Moerdijk

DOI

Antea Group heeft in september 2020 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Verbetering Regionale Keringen langs Mark, Dintel en Vliet, gevolgd in april 2021 door een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende fase. In juli 2021 zijn de laatste boringen geplaatst (M31-M40) die aan dit rapport zijn toegevoegd.

Aanleiding is het voornemens dijkvakken over een lengte van 14 kilometer langs de waterlopen van Mark, Dintel en Vliet (MDV) in West-Brabant te versterken. De plangebieden zijn gelegen in de gemeenten Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Moerdijk en Steenbergen. Het onderhavig document betreft de gecombineerde rapportage van het bureauonderzoek en het verkennend veldonderzoek voor het deel van dit plangebied dat gelegen is in de gemeente Moerdijk (Noord-Brabant).

Bureauonderzoek. Het pleistocene dekzand in de ondergrond was toegankelijk voor jagers en verzamelaars uit het laat-paleolithicum en mesolithicum. Deze groepen kozen voornamelijk de flanken van dekzandruggen als vestigingsplaats. Er worden in plangebied west geen dekzandkoppen verwacht. De verwachting voor sporen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum is laag. In de omgeving van plangebied oost zijn dertien dekzandkoppen (donken) (niet bekend in hoeverre nog intact) aanwezig. Enkele van deze donken hebben een naam zoals de Zwartenberg donk welke enkele honderden meters ten zuidwesten van het plangebied ligt. Het linkerdeel van plangebied oost ligt deels op de zogenaamde Hazeldonk. Op basis van de ontgrondingenkaart van de provincie Noord-Brabant en de gegevens uit de AHN is echter duidelijk geworden dat de dekzandkop in de meest linkerhoek deels is afgegraven of verploegd. De verwachting voor archeologische resten uit het laat-paleolithicum en mesolithicum in de linkerhoek van plangebied oost is dus laag. Uitzondering hierop vormt het buitendijkse gebied. Hier is de verwachting nog wel middelhoog. Circa 200 meter ten oosten hiervan is uit eerder uitgevoerd booronderzoek bekend, dat de Hazeldonk even ten noorden van het plangebied mogelijk (deels) is afgegraven. Er bestaat hier een middelhoge verwachting voor archeologische resten uit het laat-paleolithicum en mesolithicum maar een verkennend booronderzoek moet uitwijzen in hoeverre het dekzand op dit punt nog intact is. In het overige deel van plangebied oost is niet bekend in hoeverre het dekzand nog intact is. Mogelijk is dit deels geërodeerd door de Mark. Hier kunnen ook nog (onbekende) dekzandkoppen liggen. Een verkennend booronderzoek kan dit uitwijzen. De verwachting voor archeologische resten uit het laat-paleolithicum en mesolithicum in het overige deel van plangebied oost is middelhoog. Vanaf het neolithicum werd de regio te nat voor bewoning waardoor de kans op het aantreffen van archeologische resten vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen laag is. Dit geldt evenwel niet voor de hoger gelegen delen van het landschap zoals (eventueel nog onbekende) donken, die pas later of helemaal niet bedekt raakten en waar derhalve wel resten uit deze periode verwacht kunnen worden.

Ook kunnen mogelijk in de (intacte) top van het veen resten uit deze perioden aanwezig zijn. Vanwege de erosie door de Mark en de turfwinning is de verwachting hierop echter laag. In plangebied west is op basis van onderzoeken uit de omgeving geen veenpakket aangetoond. De verwachting is hier ook laag. Vanaf de late middeleeuwen vond er veenwinning plaats en werden de gronden daarna als landbouwgronden (en dan met name hooiland en weiland) gebruikt. Bewoning vond in deze periode waarschijnlijk eerder plaats op wat hoger gelegen delen in het landschap, zoals de natuurlijke hoogten. Sporen van ontginning en agrarische activiteiten kunnen op het Hollandveen verwacht worden (lage verwachting voor plangebied oost en west door erosie en turfwinning). Op basis van historische kaarten is binnendijks enige bewoning uit de nieuwe tijd (vóór 1834) te verwachten binnen plangebied oost (bestaande uit bebouwing, tuinen en erven). In de rechterhoek van plangebied west was vanaf het eerst bebouwing aanwezig vóór 1872. Mogelijk heeft hier een huis of boerderij gestaan. De dijken in het plangebied dateren mogelijk al vanaf de eerste helft van de 19e eeuw of ouder. Uitzondering hierop vormt de dijk langs de Mark in de rechter uithoek van plangebied oost. Deze dijk is ontstaan rond 1970 na de verlegging van de loop van de Mark. Het is onduidelijk op basis van de historische gegevens in welke mate de dijken in de 19e en 20e eeuw zijn vernieuwd. Andere vormen van bebouwing uit die periode zijn in en rond het plangebied niet bekend uit het historisch kaartmateriaal. Eventuele ontginnings- en bewerkingssporen uit deze periode zijn in plangebied oost en west te verwachten in de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Tot dit laagpakket behoren ook geulbeddingen waarvan er mogelijk één binnen plangebied west aanwezig is. De verwachting voor archeologische resten uit deze periode is middelhoog. Ook hier geldt op basis van de ontgrondingenkaart van de provincie Noord-Brabant en de gegevens uit de AHN dat het meest linker deel van plangebied oost sterk is ontgraven. Potentiële archeologisch niveaus in de top van de van het veen en de top van het laagpakket van Walcheren zullen hier verdwenen zijn. Uitzondering hierop vormt het buitendijkse gebied. Hier is de verwachting nog wel middelhoog.

Resultaten booronderzoek. Een tekstuele beschrijving van de bodemopbouw is weergegeven in paragraaf 3.3 en in de subparagrafen per sectie uitgelicht. In het kort betreft dit een dekzandlandschap waarbij in zone M11-M22 uitlopers van de Hazeldonk zijn aangetroffen, waarvan de toppen nog bedekt zijn met een kleidek (boringen M12-M16). Elders zijn op grotere diepte (vernatte?) podzolprofielen aangetroffen onder een klei- en veendek (boringen M68-M69, M72) of relatief hoog dekzand waarvan de top verspoeld is (boring M39). Het Holocene deel van het profiel bestaat aan de top overal uit relatief jonge dekzafzettingen (kleiige overstromingsafzettingen). Daaronder ligt ofwel een veenpakket (tot aan het dekzand) ofwel een kleitong in/op dit veenpakket. Deze kleitong betreft een brede, geulvormige opvulling in een getijdenbekken of estuarium en bestaat uit gelamineerd (sterk gelaagde) zandige klei, met zandlagen detrituslagen etc. De stroomgordel van de historische rivier de Mark komt overeen met de ligging van deze door het getijde gevoede afzettingen, hetgeen betekent dat ten minste tot op zekere hoogte de historische rivier zich voortbewogen heeft in oudere kreken en geulen. Binnen de veenprofielen zijn geen veraarde niveaus aangetroffen. Wel is plaatselijk, vooral direct onder de bouwvoor, een door ontwatering ingedroogde top van het veen herkend. Het is waarschijnlijk dat deze indroging recent is ontstaan en geen oud veraard niveau betreft. In boring M74 is een profiel aangetroffen dat wordt geïnterpreteerd als een voormalig veenstroompje.

Uit het onderzoek zijn vier locaties geselecteerd waarbij ofwel restricties tijdens de uitvoering ofwel vervolgonderzoek nodig kan zijn.

Eerdere revisies van dit rapport zijn voorgelegd aan de gemeente en haar adviseur. De huidige revisie (03) betreft de aangepaste versie van het rapport: hierin zijn de opmerking naar aanleiding van de beoordeling van de adviseur (d.d. 15-06-2021) verwerkt. De adviseur van de gemeente heeft op 19-07-2021 ingestemd met de bevindingen uit het rapport en dit als advies selectiebesluit aan de gemeente Moerdijk verstrekt. Dit rapport (rev03) kan daarmee als definitief worden beschouwd.

In afwijking op het door Antea Group opgestelde advies heeft de adviseur van de gemeentegeadviseerd om ter plaatse van de huisplaats bij boring M17 een archeologisch proefsleuvenonderzoek te laten uitvoeren (conform BRL4000, protocol 4003). Voorts dient de zone waar dit proefsleuvenonderzoek moet worden uitgevoerd nader te worden begrensd. Voor dit doel heeft Antea Group een klein aantal karterende boringen geadviseerd. Het Plan van Aanpak voor het karterend booronderzoek4 (voor advieszones M12-M16, M17 en M68-M69) dient op verzoek aan de adviseur van de bevoegde overheid aan haar ter beoordeling te worden voorgelegd. Ten slotte zijn aan dit rapport de resultaten van boringen M31-M40 toegevoegd na het verkrijgen van betredingstoestemming. Het reeds genomen selectiebesluit van de gemeente kan naar aanleiding van deze gegevens nog aangevuld of gewijzigd worden.

Antea Group Archeologie 2021/106

Projectnummer: 459172 BO&IVO-O BRL 4000, protocol 4002 en 4003

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/OHEJS3
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/OHEJS3
Provenance
Creator Fens, R.; Uffink, V.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Fens, R.; Antea Group
Publication Year 2022
Rights CC-BY-NC-SA-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/4.0
OpenAccess true
Contact Fens, R. (Antea Group)
Representation
Resource Type Text; Dataset
Format application/pdf
Size 12275418
Version 1.0
Discipline Humanities
Spatial Coverage Heerenveen