Mevrouw Geevers, geboren in 1929, heeft in het najaar/ de winter van 1944 een Duitse officier in haar ouderlijk huis ingekwartierd gehad.Vóór de bezetting heeft het gezin Nederlandse militairen ingekwartierd gehad. In de winter van 1944 kregen zij een Duitse officier in huis. Hij had een oppasser die hem verzorgde. Het gezin had weinig contact met de officier, maar hij was vriendelijk. Van de oppasser kregen ze kolen en iedere morgen een brood.De paardenstal achter het huis was gevorderd en daar stonden paarden die door twee Duitse soldaten werden verzorgd. Dit waren erg aardige mannen, met wie het gezin goed contact had.De Duitsers in huis werden niet als de vijand gezien, omdat zij als gewone mannen en niet als nazi’s werden gezien. Mevrouw Geevers heeft geen hekel aan Duitsers, zij ziet Hitler en consorten als de schuldigen van de oorlog.Mevrouw Geevers vertelt veel over het dagelijkse leven en hoe het gezin aan levensmiddelen kwam. Ook vertelt ze over de NSB-ers in het dorp en dat zij na de oorlog meisjes die met Duitsers omgingen heeft zien kaalscheren. Van de Jodenvervolging wist men wel, maar er werd niet over gepraat. Ze heeft veel romans gelezen over de oorlog, maar de oorlog heeft geen grote rol gespeeld in haar leven.Er komen enkele onderwerpen van publieke discussies ter sprake: het optreden van Johan Heesters en de ervaringen van NSB-kinderen.
Mevrouw G. spreekt van 01:07.56 tot 01:09.00 van een aantal kerken in Schoonhoven. Zij heeft het over de Bavo kerken, maar heeft later aangegeven dat zij de Bartholomeus kerken bedoelde.