In opdracht van Roosdom Tijhuis heeft RAAP in juli en augustus 2015 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met geplande woningbouw in het gebied Wijnbergen in de gemeente Doetinchem. Voor de realisatie van de woningbouw is een omgevingsvergunning benodigd. Onderhavige rapportage vormt de verslaglegging van een verkennend en karterend booronderzoek dat is uitgevoerd om vast te stellen of de realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Een uitgebreid bureauonderzoek is achterwege gebleven aangezien dit in het verleden al is uitgevoerd. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de archeologische verwachting van het plangebied gebaseerd op gegevens uit het bureauonderzoek (Marinelli, 1998) en uit booronderzoeken en opgravingen in de directe omgeving van het plangebied.
Op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart geldt voor de flank van het rivierduincomplex (grootste deel van het plangebied) een middelmatige archeologische verwachting. Voor de top van het rivierduin (waartoe de oostelijke randzone van het plangebied wordt gerekend) geldt een hoge archeologische verwachting. Op basis van eerder uitgevoerd booronderzoek waarbij uit de zone van de flank van het rivierduin veel archeologische indicatoren zijn aangetroffen, lijkt aan deze zone eerder een hoge verwachting te moeten worden toegekend. Er worden zowel vindplaatsen met een vondststrooiing van vuursteen als vindplaatsen met een vondststrooiing van aardewerk verwacht. Overige resten (zoals bot en organisch materiaal) zullen vanwege de ligging boven de grondwaterspiegel, grotendeels zijn verdwenen. Het vondstmateriaal wordt in het cultuurdek en daaronder liggende restanten van het natuurlijke bodemprofiel (top van het rivierduin) verwacht en grondsporen in de B- en de top van de C-horizont van het rivierduinzand.
Tijdens het veldonderzoek zijn 29 verkennende boringen verricht en vervolgens 19 karterende boringen.
De resultaten van het veldonderzoek komen overeen met de verwachtingen op basis van het bureauonderzoek. Wel dient hierbij te worden aangetekend dat op basis van het veldonderzoek is gebleken dat sprake is van een recent ophogingspakket met dikte tot 40 cm. Dit pakket is afgelopen jaar opgebracht in het kader van het bouwrijp maken van het gebied. Op basis van het veldonderzoek kan worden gesteld dat in het gebied in het verleden activiteiten zijn uitgevoerd die sporen en artefacten in de bodem achtergelaten hebben. De landschappelijke ligging (flank van rivierduin) en de aangetroffen indicatoren zijn hiervoor een bewijs. Of in het plangebied daadwerkelijk huisplaatsen hebben gelegen of dat er sprake is van resten van off-site-activiteiten en, zo ja, in welke periode, is met een booronderzoek niet vast te stellen. Een proefsleuvenonderzoek is een meer geschikte methode om vast te stellen of daadwerkelijk sporen aanwezig zijn.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten in het plangebied (met uitzondering van het uiterste noorden en zuiden van het plangebied). Geadviseerd wordt om dit vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) karterende/waarderende fase, bestaande uit proefsleuvenonderzoek. Indien hierbij op relevante archeologische resten wordt gestoten, kan het wenselijk zijn om zo snel mogelijk (via een doorstart/uitbreiding van het proefsleuvenonderzoek) een vervolgonderzoek (in relevante gebiedsdelen) door middel van een opgraving uit te laten voeren.
