In opdracht van W. Van Daalen heeft RAAP op 23 januari 2019 een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in de gemeente Altena, voorheen gemeente Woudrichem (figuur 1).In het plangebied is men van plan een woning en een schuur te bouwen. De geplande ingrepen leiden tot verstoring van de bodem, waarbij eventueel aanwezige archeologische resten verstoord kunnen raken. In het kader van de geplande werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande bestemmingsplanwijziging is er voor gekozen om de archeologische waarde van het terrein vast te stellen door middel van een tweetal proefsleuven.Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied mogelijk aan de meest zuidelijke flank van een opgehoogd terrein of terp ligt. Mogelijk gaat het hier om de terp waarop de oorspronkelijke dorpskern, inclusief kerk, van Rijswijk heeft gelegen. Na een watersnoodramp in 1809 is, zoals het zich aanziet, een nieuwe dijk aangelegd en is de dorpskern naar het zuiden verschoven.Tijdens het onderzoek zijn enkele archeologische sporen aangetroffen, onder andere de restanten van een uitbraaksleuf, een geul/greppel en een afvaldump. De uitbraaksleuf behoort vermoedelijk tot een gebouw uit de late middeleeuwen of nieuwe tijd waarvan het sloopmateriaal terecht gekomen is in de geul die in werkput 2 is waargenomen. Door de slechte staat van de archeologische resten kan de omvang en de functie van het gebouw niet worden bepaald. Toch is het in potentie wel mogelijk om opbasis van verdere uitbraaksleuven de oorspronkelijke plattegrond te reconstrueren. Dergelijke sleuven worden vooral verder naar het noorden en het noordwesten verwacht.Er is geen reden om aan te nemen dat de aangetroffen structuur een directe relatie heeft met de versterkte hoeve Hoeckenburg, waarvan resten meteen ten oosten van het plangebied zijn opgegraven.In theorie is het mogelijk dat het om een bijgebouw uit de latere fase van de hoeve gaat, maar hierbij moeten worden aangemerkt dat de funderingen van het gebouw zijn ingegraven in een ophogingspakket dat op basis van het vondstmateriaal in de 15e-16e eeuw stamt. Bovendien zijn er zowel in de ophogingspakketten als in directe relatie met de muuruitbraak geen scherven aangetroffen die wijzen op oudere activiteit. Het is dan ook aannemelijker dat het hier om resten van een gebouwgaat dat aan de randen van de oude dorpskern heeft gestaan.Binnen de grenzen van de geplande werkzaamheden worden geen verdere archeologische resten meer verwacht. Wel kunnen er met name in het noorden van het plangebied nog verdere uitbraaksleuven aanwezig zijn die het in potentie mogelijk maken om de plattegrond van de aangetroffen structuur verder in kaart te brengen. In het zuidelijk deel van het plangebied worden geen archeologische resten meer verwacht. Dit gebied kan dan ook vrijgegeven worden. Op basis van de scoringstabel van de KNA kunnen de aangetroffen archeologische resten in het noorden van het plangebied in eerste instantie als niet-behoudenswaardig worden aangemerkt. Toch ligt er wel een potentie om eventueel op basis vanverdere uitbraaksleuven aanvullende informatie te verkrijgen over de aangetroffen structuur, waardoor de vindplaats potentieel wel als behoudenswaardig kan worden aangemerkt. Er wordt daarom geadviseerd om in dit deel van het plangebied de dubbelbestemming archeologie te behouden.Het selectieadvies luidt:- Vrijgave binnen de grenzen van de geplande werkzaamheden;- Behoud van de dubbelstemming archeologie in het noorden van het plangebied;- Opheffen dubbelbestemming archeologie en vrijgave de zuidelijke helft van het plangebied.

Issued: 2019-01-23