De onderzoekslocatie ligt volgens de Archeologische Beleidskaart van de voormalige gemeente Uden in de zone Categorie 3 (Hoge archeologische verwachting). Op de geomorfologische kaart is het plangebied vanwege de ligging in de bebouwde kom niet gekarteerd. Uit extrapolatie lijkt het plangebied op een plateau-achtige horst te liggen van (grof)zandige rivierafzettingen. Deze zijn afgedekt met dekzand. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland is te zien dan het plangebied op de westelijke flank van de Peelhorst ligt. De hooggelegen horsten in de directe nabijheid van waterlopen, zullen ideale bewoningslocaties voor jager-verzamelaars zijn geweest. Een zijstroom van de Leijgraaf ligt op circa 660 meter van het plangebied. Het plangebied zelf ligt in een lagergelegen afwateringsdal van de horst. Vanwege de lagere en vooral nattere landschappelijke ligging wordt een lage verwachting toegekend voor vindplaatsen uit het laat-paleolithicum tot en met het mesolithicum. De ligging van het plangebied in een relatief laag gelegen deel van de Peelhorst zal voor latere landbouwende samenlevingen niet direct een aantrekkelijke vestigingsplaats zijn geweest. Men zal zich voornamelijk op de hooggelegen dekzandruggen hebben gevestigd, zoals die aanwezig zijn ten westen van het plangebied. Toch kan zeker niet uitgesloten worden dat ook de lagere delen in het gebied als vestigingslocatie zijn gekozen. Lager gelegen gebieden zijn daarnaast ook geprefereerde locaties voor off-site fenomenen zoals materiaal deposities. Om deze redenen geldt een middelhoge verwachting voor nederzettingsresten en off-site fenomenen uit de periode neolithicum tot en met vroege middeleeuwen. Het plangebied ligt in de historische kern van het buurtschap Bitswijk. Het buurtschap dateert uit de late middeleeuwen en vormt een uitvalsweg vanuit de historische kern van Uden richting Oss. Het plangebied is aan het begin van de 19e eeuw bebouwd met een boerderij. Een oudere datering is niet uitgesloten. In 2001 is de boerderij afgebrand en later geheel afgebroken. Een tweede boerderij in het zuiden van het plangebied dateert uit circa 1869. Vanwege de bekende historische bebouwing en de ligging van het plangebied in een historische kern geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor de periode late middeleeuwen en nieuwe tijd. Op basis van het verkennend veldonderzoek middels boringen kan worden gesteld dat er in het plangebied vanaf het huidige maaiveld (circa 15,88 en 16,10 meter +NAP) de archeologische resten van een historisch erf kunnen worden aangetroffen. Voorafgaand aan de toekomstige bodemverstoringen zal het plangebied worden opgehoogd tot circa 16,40 meter +NAP. De toekomstige bodemverstoringen reiken tot minstens 15,20 meter +NAP en zullen het potentieel archeologisch niveau met zekerheid gaan verstoren. Voor het plangebied wordt om bovenstaande redenen een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Bij voorkeur vindt dit plaats in de vorm van een archeologisch proefsleuvenonderzoek waarbij in elk geval gericht gezocht wordt naar de restanten van het historisch erf. Er moet hierbij rekening worden gehouden met de bekende ligging van de oude boerderij bij het positioneren van de proefsleuven.