Gespecificeerde archeologische verwachtingOp basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen (Laat-Paleolithicum t/m Midden-Neolithicum), een hoge verwachting voor de perioden Laat-Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen en een middelhoge verwachting voor de perioden Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het plangebied ligt namelijk binnen een glooiing van hellingafspoelingen en daarmee aan de voet van de stuwwal op de overgang naar de naar het noorden/noordoosten toe verder aflopende daluitspoelingswaaiers. Een dergelijke gradiënt-zone was gunstig voor tijdelijke bewoning door Jagers-Verzamelaars, echter zijn er geen directe aanwijzingen dat in de omgeving van het plangebied een waterloop heeft gelegen. Voor Landbouwers had het plangebied ook een gunstige ligging, waarbij de mineralogisch rijkere bodems op de hellingafspoelingen/daluitspoelingswaaiers geschikt waren voor het verbouwen van gewassen. Vindplaatsen van Landbouwers zijn ook meer bekend in de omgeving van Beekbergen. Een binnen het onderzoeksgebied aanwezig urnenveld geeft ook aan dat er in de omgeving laatprehistorische bewoningsplaatsen kunnen worden verwacht. Gedurende de Nieuwe tijd en waarschijnlijk ook al tijdens de Late-Middeleeuwen behoort het plangebied tot de Enk van Beekbergen (oud-bouwlandcomplex), waar vermoedelijk al eeuwenlang potstalbemesting heeft plaatsgevonden. Bewoners van Beekbergen woonden voornamelijk aan de Dorpstraat, ten noordwesten en noorden van het plangebied.Resultaten inventariserend veldonderzoekDe resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) bevestigen de aanwezigheid van een plaggendek/oud-bouwlanddek en dat er over het algemeen sprake is van een merendeels intacte bodemopbouw. Het oorspronkelijke moedermateriaal betreft hellingafzettingen/daluitspoelingswaaierafzettingen, welke op grond van de lithologie niet van elkaar kunnen worden onderscheiden. In de top van deze afzettingen heeft zich van nature een holtpodzolbodem/bruine bosgrond gevormd. Hierop is een plaggendek opgebracht, in overeenstemming met het historisch gebruik van het plangebied, waarbij het binnen de begrenzing van het oude bouwlandcomplex van de Enk van Beekbergen heeft gelegen. Een tussengelegen laag betreft mogelijk een oude/fossiele akkerlaag, uit de tijd voordat actief plaggenbemesting plaatsvond. De oorspronkelijke minerale bovenlaag (A-horizont) en een gedeelte van de Bws-horizont van de holtpodzolbodem/bruine bosgrond zal waarschijnlijk door agrarische bewerking/verploeging zijn opgenomen in de oude/fossiele akkerlaag. Het plaggendek met de oude/fossiele akkerlaag heeft een gemiddelde dikte van 80/95 cm. Alleen het bovenste gedeelte van het oorspronkelijk plaggendek, tot gemiddeld 40 cm -mv, laat recente verstoring/bewerking zien. Waarschijnlijk gaat het om oppervlakkige verstoringen uitgevoerd tijdens het aanbrengen van verhardingen/de inrichting van het onbebouwde deel van het woonperceel als siertuin. Op basis van de aangetroffen bodemopbouw is het aannemelijk dat ook binnen het bebouwde oppervlak van het plangebied (noordelijke deel van de bestaande woning) onder de ondergrondse delen ook nog een deels intact bodemprofiel aanwezig is. Voor de aanleg van de bakstenen fundering tot circa 75/80 cm -mv, zullen verstoringen reiken tot in het onderste deel van het plaggendek, welke ook mogelijk een oude/fossiele akkerlaag betreft. De verwachting is dat het archeologisch potentiële sporenniveau nog merendeels, zo niet geheel intact aanwezig is.ConclusieGeconcludeerd wordt dat, vanwege de merendeels intacte oorspronkelijke bodemopbouw (geen diepgaande recente bodemverstorende ingrepen waargenomen), het plangebied zijn middelhoge tot hoge verwachting behoudt op het voorkomen van archeologische resten en/of sporen vanaf het begin van het Laat-Paleolithicum.AdviesOp grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Er is namelijk sprake van een merendeels intacte bodemopbouw. Geadviseerd wordt het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek en nadat op ordentelijke wijze de ondergrondse delen (rechtstandig verwijderen van funderingen) van het te slopen noordelijke deel van de bestaande bebouwing zijn verwijderd. Wanneer er behoudenswaardige archeologie wordt aangetroffen, kan gekozen een doorstart te maken naar een definitieve opgraving (DO) van maximaal de oppervlakte van de geplande aanbouw aan de noordzijde van de bestaande woning (aan te leggen bouwput voor de aanbouw, met een oppervlakte van circa 102 m²). Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid (gemeente Apeldoorn) goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) te zijn opgesteld, waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden is alleen mogelijk als er archeologie-vriendelijk gebouwd wordt door niet dieper te ontgraven dan 50 cm onder het huidige maaiveld (bijvoorbeeld door het plangebied op te hogen waar de aanbouw zal worden gerealiseerd). In de praktijk zal dit lastig uitvoerbaar zijn, gezien de wens te gaan bouwen op de vaste ondergrond (‘bouwen op geel zand’).De bevoegde overheid (gemeente Apeldoorn) heeft ingestemd met het advies om een vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek en bij het aantreffen van behoudenswaardige archeologie een doorstart te maken naar een definitieve opgraving. In tegenstelling tot het advies van Econsultancy dient de huidige aanbouw voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek alleen tot OP maaiveld gesloopt te worden. De funderingen worden pas tijdens of anders na het archeologisch proefsleuvenonderzoek verwijderd om verdere bodemverstoring voorafgaand aan het gravend onderzoek te voorkomen.
Date Accepted: 09-03-2022
Date Accepted: 2022-03-09
Date Submitted: 2022-03-09