Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het onderzoeksgebied ligt in een gebied dat volgens de beleidskaart van de gemeente Emmen een middelhoge archeologische verwachting heeft. Het ligt in een met dekzand bedekt deel van de top van de Hondsrug, op aanzienlijke hoogte, en op een scherpe overgang naar (tegenwoordig) laaggelegen veenontginningsgebieden. In de prehistorie, vóór de aanvang van de veengroei die binnen het onderzoeksgebied waarschijnlijk ergens in de bronstijd is begonnen, zal een dergelijk gebied een aantrekkelijk vestigingsgebied zijn geweest voor de mens. Ook is er kans dat zich in het onderzoeksgebied een podzolbodem ontwikkeld heeft, een aanwijzing dat het gebied lange tijd droog genoeg is geweest voor bewoning door de mens. Om de verwachting van het bureauonderzoek te toetsen zijn in het onderzoeksgebied in totaal dertien boringen geplaatst om de bodemopbouw nader te bestuderen. Uit deze boringen is gebleken dat in een deel van het onderzoeksgebied sprake is van slecht ontwikkelde podzolvorming. Deze podzol bestaat uit alleen een zwakke B-horizont. In enkele boringen is, ondanks een intacte bodem, geen sprake van podzolvorming. Ook is in een deel van het onderzoeksgebied het restant van een veenpakket aanwezig. Het huidige maaiveld is ontstaan door kunstmatige ophoging met zand, mogelijk al opgebracht ten tijde van de ontginning van het gebied aan het eind van de 19e eeuw. Het opgebrachte pakket heeft een dikte van minimaal 1 m. Een deel van de bodem in het onderzoeksgebied is verstoord. Deze verstoringen zijn waarschijnlijk veroorzaakt door zowel de aanleg van de Brugstraat zelf als door de aanleg van het huidige riool. Gezien de hoge ligging van het onderzoeksgebied is het echter goed mogelijk dat het gebied tot in de bronstijd geschikt geweest is voor bewoning. Bovendien is in de delen van het onderzoeksgebied waar nog veen aanwezig is, de dekzandbodem onverstoord. Derhalve kan het aantreffen van archeologie niet op voorhand uitgesloten worden en blijft de archeologische verwachting middelhoog.MUG Ingenieursbureau b.v. adviseert binnen het plangebied geen bodemingrepen uit te voeren die dieper reiken dan 1 m–mv. De huidige plannen voorzien een ingreep tot circa 4 m–mv. Indien voor deze voorgenomen werkzaamheden geen planaanpassing mogelijk is adviseert MUG Ingenieursbureau b.v.op basis van de resultaten van het bureau- en booronderzoek in het onderzoeksgebied vervolgonderzoek uit te voeren middels een archeologische begeleiding, protocol opgraven.Onder een diepte van1 m-mv (tussen circa 1,3 m-mv en 2 m-mv) bevinden zich naar verwachting binnen het gehele onderzoeksgebied een veenlaag en de overgang naar de top van het ongestoorde dekzand. Op een aantal plaatsen is de bodemopbouw verstoord door de ingraving van het bestaande riool. Het nieuwe riool wordt echter aangelegd buiten dit bestaande tracé en de kans is groot dat de bodem over het gehele nieuwe tracé onverstoord is. Alle ontgravingen die dieper reiken dan 1,0 m-mv dienen archeologisch te worden begeleid.Archeologische vondsten kunnen met name in de top van het ongeroerde dekzand verwacht worden, maar vondsten in het veen zijn niet op voorhand uit te sluiten. Het voorliggende onderzoek is met de grootst mogelijke zorg uitgevoerd. Indien onverhoopt toch archeologische waarden aanwezig blijken te zijn binnen de vrijgegeven gebieden, wijzen wij op de wettelijke meldingsplicht hiervan (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in casu de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS). De melding kan ook bij de gemeente Emmen gedaan worden.