Het onderzoek is uitgevoerd in de periodes van 16 januari tot en met 22 januari, 31 januari tot en met 5 februari en 7 april tot en met 10 april 2008 binnen het plangebied de Mendert te Neer. De aanleiding tot het onderzoek betreft de afgraving van het terrein ten behoeve van zandwinning. In het hele plangebied is een plaggendek aanwezig, dat in dikte varieerde van 40-100 cm. In het zuidprofiel en het zuidelijk deel van het oostprofiel is onder het plaggendek een oud oppervlak/oude ploeghorizont aangetroffen, die niet precies kon worden gedateerd. De ouderdom ligt ergens tussen de bronstijd en de late middeleeuwen. Onder dit oude oppervlak zijn restanten van de oorspronkelijke podzolgrond aangetroffen. Het betrof (een restant van) de B-horizont, die geleidelijk via de BC-horizont overging in de natuurlijke ondergrond (C-horizont). De natuurlijke ondergrond bestond uit dekzand. Het archeologische niveau ligt onder het oude esdek in de oorspronkelijke bodem. Dit betekent dat in dit zuidelijke deel van het plangebied het archeologische niveau vrijwel intact is en dat eventueel aanwezige archeologische resten goed zijn geconserveerd. In noordelijke richting nam de bodemverstoring toe. In dit gedeelte is het oorspronkelijke oppervlak dan ook niet meer aangetroffen. Ook de B-horizont is in dit deel van het onderzoeksgebied grotendeels verdwenen, alleen de BC-horizont was nog intact. Plaatselijk reikte de verstoring tot een diepte van 120 cm beneden maaiveld. Rondom de verstoring waren nog wel gedeeltes intact. Deze intactheid is bevestigd door de vondst van een kuil in de BC-horizont op een diepte van 70-110 cm beneden maaiveld, die is gedateerd in de bronstijd. Hoewel in het noordelijk deel van het plangebied een deel van het archeologische niveau is verdwenen, zijn eventueel aanwezige diepere sporen nog intact. Tijdens de begeleiding zijn 218 vondstnummers uitgedeeld, onder te verdelen in 2542 vondsten, waarvan 852 fragmenten aardewerk. De meeste vondsten zijn afkomstig uit sporen. De overige vondsten zijn aangetroffen in de bouwvoor, het esdek en het vlak. Het vondstencomplex bestaat uit voornamelijk uit fragmenten (onbewerkte) vuursteen, natuursteen, aardewerk (bronstijd, vroege ijzertijd en middeleeuws tot recent materiaal), glas, slakken en bouwmateriaal in de vorm van stukken baksteen en dakpannen. Tijdens de archeologische begeleiding zijn diverse sporen aangetroffen van menselijke activiteiten. In alle drie de werkputten zijn recente verstoringen aanwezig die door het diepploegen ten behoeve van de aspergeteelt zijn ontstaan. Door deze ploegsporen zijn artefacten die in het esdek en de bouwvoor aanwezig waren naar beneden toe verplaatst. Deze verspitte vondsten dateren vanaf de middeleeuwen (1050 n. Chr.). Ondanks deze aanzienlijke verstoring van (delen van) de sporen is de hoeveelheid informatie die via het archeologisch onderzoek verkregen groot. Er is een grafveld en de periferie van de nederzetting uit de bronstijd/vroege ijzertijd aangetroffen. Op basis van deze resultaten is aan het terrein een hoge archeologische waarde toegekend. Het terrein wordt vanuit archeologisch gezichtspunt als behoudenswaardig geacht. Het advies aan het bevoegd gezag, de gemeente Leudal, is dat het archeologisch onderzoek op de onderzoekslocatie noodzakelijk is als verdere bodemverstoring zou plaatsvinden.
Archeologische Begeleiding