BAAC Archeologie en Bouwhistorie heeft in opdracht van Mooder Maas een opgraving uitgevoerd ter hoogte van vindplaats 12-1 van het plangebied Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum. Het veldonderzoek is gefaseerd uitgevoerd in de jaren 2017, 2018 en 2019 en is het vervolg op een waarderend proefsleuvenonderzoek, KarteringPLUS en verkenningPLUS in de jaren daaraan voorafgaand.Vindplaats 12-1 ligt op het Late Dryas terras en wordt aan zowel de oost-, noord als westzijde geflankeerd door restgeulen uit de Late Dryas die in het Holoceen zijn opgevuld. De terrasrest is afgedekt door vroeg-holocene oeverafzettingen en het post-Romeinse dek, dat hier is afgezet in de late middeleeuwen of vroege nieuwe tijd.Door de opgraving op Ooijen-Wanssum vindplaats 12-1 hebben we goed zicht gekregen op de activiteiten die hier in het verleden hebben plaatsgevonden. Er zijn resten gevonden uit de steentijd, de ijzertijd, de Romeinse tijd, de volle middeleeuwen en de late middeleeuwen/nieuwe tijd. Hiervan heeft devindplaats uit de ijzertijd veruit de meeste overblijfselen opgeleverd. Resten uit de bronstijd ontbreken.De oudste tijdens de opgraving aangetroffen archeologische overblijfselen stammen uit de steentijd. Het betreft hier uitsluitend vondstmateriaal in de vorm van vuurstenen artefacten uit het mesolithicum en het neolithicum. De vondsten maken deel uit van een langdurig bewoonde vindplaats met een palimpsest karakter.Veruit de meeste op vindplaats 12-1 opgegraven resten stammen uit de vroege en midden-ijzertijd. Er zijn maar liefst drie erven blootgelegd. De opgraving heeft veel inzicht gegeven hoe een individueel erf in het Maasdal in deze periode eruit heeft gezien en dat is echte kenniswinst. Tevens heeft het onderzoek nieuwe informatie opgeleverd over de inrichting van de nederzetting en de datering van verschillende gebouwtypen.Erf 1 is het meest noordelijke van de drie erven en ligt op de westflank van de terrasrest, nabij een restgeul die haar oorsprong kent in het Late Dryas en in het Holoceen gereactiveerd is. Dit fraaie erf is vermoedelijk volledig blootgelegd en omvat de plattegrond van een huis (type Geleen-Echt) met ten noorden daarvan een als veekraal geïnterpreteerde structuur. Verder zijn verspreid over het erf resten van meerdere spiekers en (droog)rekken blootgelegd. Binnen deveekraal waren drie dumps van (grotendeels verbrand) aardewerk en natuursteen aanwezig. Mogelijk houden deze resten verband met een verlatingsritueel (“vurig afscheid”).1 Op basis van 14C-onderzoek en de analyse van het aardewerk is erf 1 te plaatsen in de gevorderde vroege ijzertijd, namelijk de 7e eeuw en eerste helft van de 6e eeuw voor Chr. (na 694 voor Chr.), Van den Broeke’s fasen B en C.Erf 2 is in dezelfde periode bewoond geweest. Het is mogelijk dat de bewoning hier al eerder startte (in Van den Broeke’s fase A, na 764 voor Chr.), maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Dit erf is vermoedelijk zo goed als volledig blootgelegd en is gesitueerd even ten westen van de restgeul die langs de oostzijde van de terrasrest loopt. Van erf 2 zijn de plattegrond van een huis (type St. Oedenrode – Oss-Ussen 2) en een groot bijgebouw of huis (type Breda- Beek) blootgelegd die overigens niet gelijktijdig hoeven te hebben bestaan. Binnen de plattegrond van gebouw 7 is mogelijk het restant van een vloerniveau gevonden. Een andere bijzonderheid is de depositie van verbrand aardewerk in een van de paalsporen van gebouw 8, een aanwijzing voor een “vurig afscheid”.Van erf 3, het meest zuidelijke erf, is slechts een klein gedeelte onderzocht en het strekt zich dan ook grotendeels uit buiten de opgegraven zone. Er is sprake van een concentratie paalsporen die kan hebben toebehoord aan een of meer (bij)gebouwen, maar het beeld hiervan is niet duidelijk geworden. Tevens zijn meerdere grote en kleine kuilen gevonden, waarvan enkele zeer vondstrijk waren. Ze bevatten nederzettingsafval en mogelijk ook resten van het verwerken van graan. Erf 3 representeert een duidelijk jongere bewoningsfase, namelijk de midden-ijzertijd, vanaf Van den Broeke’s fase E (na 545 voor Chr.) tot in fase F (450-400/375 voor Chr.) of G (400/375-350/325 voor Chr.).Buiten deze drie erven zijn in de vrijwel lege centrale zone tussen de erfbebouwing van erven 1 en 2 enkele kuilen en een trits palen gevonden. Deze zone, die zich bevindt op de kop van de terrasrest, is als akker of moestuin in gebruik geweest, zo laten de resultaten van het micromorfologische onderzoek zien.Relicten uit de Romeinse tijd zijn schaars binnen het onderzoeksterrein en bestaan uit slechts enkele losse scherven aardewerk. Het materiaal is verzameld uit de bouwvoor en de A-horizont van de onder het post-Romeinse dek gelegen oeverafzettingen. Er zijn geen geassocieerde sporen gevonden.In de volle middeleeuwen was de terrasrest ter hoogte van vindplaats 12-1 weliswaar niet bewoond, maar er vonden wel degelijk activiteiten plaats. Hiervan is een kuil met daarin het afval uit een smeedhaard het bewijs. In de smidse werd relatief schoon ijzer gesmeed. Het spoor dateert, met een waarschijnlijkheid van 83,1%, uit de tweede helft van de 12e eeuw tot en met de eerste helft van de 13e eeuw na Chr. Deze vondst is het eerste en tot nu toe enige voorbeeld uit deze periode in het Maasdal.De late middeleeuwen en nieuwe tijd worden in vindplaats 12-1 gerepresenteerd door uitsluitend sporen van landinrichting en landgebruik. Tijdens de volle en late middeleeuwen (1155-1370/1440 AD) kon langs de oostflank van de terrasrestrug een zandlaag opwaaien, waarin in de late middeleeuwen geakkerd is en stakenrijen mogelijk ter ondersteuning van een houtwal of windscherm zijn geplaatst. Het zand geeft aan dat in deze periode waarschijnlijk sprake is van plaatselijke instabiliteit van het landschap. Op deze plaats is op latere kaarten uit de vroege 19e eeuw nog een perceelscheiding zichtbaar.
Date Submitted: 2021-07-19
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.