Uit het bureauonderzoek blijkt dat in het binnendijkse gebied diverse archeologische vindplaatsen liggen die dateren uit de Romeinse tijd en de periode middeleeuwen-nieuwe tijd. Uit het onderzoeksgebied zelf zijn geen archeologische vondsten of vindplaatsen bekend. Het onderzoeksgebied ligt buitendijks en valt binnen de huidige stroomgordel van de Waal. In de ondergrond kunnen nog resten van stroomgordels aanwezig zijn die uit de periode bronstijd-ijzertijd en uit de periode laat mesolithicum-neolithicum dateren (respectievelijk de stroomgordels van Afferden en Winssen). Afhankelijk van de mate van erosie door de huidige Waal kunnen in de ondergrond nog resten aanwezig zijn van deze oudere stroomgordels met hierin mogelijke archeologische resten. Uit de in Dinoloket opgenomen boringen blijkt dat er vanaf 1,5 m diepte zand aangetroffen kan worden dat mogelijk tot deze oudere stroomgordels behoort. De hoogtekaart geeft geen indicaties voor de aanwezigheid van rivierduinen of kronkelwaarden. Mogelijk is het onderzoeks-gebied geëgaliseerd. Op eventueel aanwezige rivierduinen kunnen archeologische resten verwacht worden uit vooral het mesolithicum, de bronstijd en de ijzertijd.In de oude rivierstrang kunnen resten van watergerelateerde structuren en vondsten aanwezig zijn. Het gaat hierbij onder andere om resten van vaartuigen, kades en bruggen.Binnen het onderzoeksgebied hebben in het verleden bodemingrepen plaatsgevonden ten behoeve van de kleiwinning. Een deel van deze kleiwinningsputten is gedempt. De topografische kaarten geven aan dat er gedempte kleiwinningsputten binnen de beide gasleidingtracés die door het onderzoeksgebied lopen liggen maar dat deze ook buiten deze locaties kunnen voorkomen. Dit zou kunnen inhouden dat de bodem ter plaatse van de aan te leggen strang al zover verstoord is dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.Uit het uitgevoerde archeologisch booronderzoek blijkt dat de bodem in het grootste deel van het onderzoeksgebied als gevolg van de kleiwinning zodanig is verstoord dat de trefkans op in situ archeologische resten binnen de voorgenomen ontgravingsdiepte minimaal is. De boringen 6 en 28 vormen hierop een uitzondering. Hier is de bodemopbouw nog intact. De aanbevelingen van het onderzoek luiden om zowel het van het uitbaggeren van de strang als van het grondwerk rond de boringen 6 en 28 archeologisch te begeleiden. Voor de rest van het onderzoeksgebied beveelt MUG Ingenieursbureau b.v. aan om geen verder onderzoek uit te voeren.