Toen de oorlog uitbrak, was de geïnterviewde boerenmeid. Zij vertelt over het alledaagse leven als boerenmeid voor de oorlog. Ook beschrijft zij het dagelijks leven op de boerderij van haar vader in Asschat. Haar ouders en de jongere broers en zussen moesten de boerderij verlaten toen het land geïnundeerd werd. Zij verhuisden naar een boerderij vlakbij Utrecht waar zij ook bleven.In de meidagen van 1940 evacueerde de geïnterviewde samen met de boer waar ze werkte, naar Noordholland. De boerderij van deze boer is toen afgebrand en hij kreeg een noodwoning. De geïnterviewde kwam terecht op de oude boerderij van haar ouders. Daar runde zij samen met haar twee oudere broers het bedrijf. Ze hadden onderduikers op de boerderij, smokkelden en haar ene broer zat bij het verzet. Door een verraad werd hij 2 ½ jaar in verschillende concentratiekampen gevangen gehouden. De geïnterviewde verbleef vier maanden in de gevangenis in Scheveningen.In 1945 evacueerde zij vanuit Asschat naar Barneveld, haar (andere) broer evacueerde naar Voskuilen waar hij getroffen werd door een granaat en overleed.De boerderij werd in 1945 verwoest en men richtte een schuur in als woon- en slaapkamer. De geïnterviewde beschrijft het alledaagse leven in de schuur en de wederopbouw van de nieuwe boerderij.De geïnterviewde maakt deel uit van de ervaringsgemeenschap van boerinnen en boerendochters tijdens de Tweede Wereldoorlog die vertellen over het leven in noodwoningen.
Date Submitted: 2009-05-13
Een boerderij is meer dan een woning. Ze verschaft een inkomen, maar vertegenwoordigt vaak ook een familiegeschiedenis, traditie en identiteit. Het verlies van een boerderij is voor betrokkenen daarom zeer ingrijpend. Dit lot trof in de Tweede Wereldoorlog duizenden boerengezinnen. In totaal werden in de jaren ’40-’45 in Nederland meer dan 8.000 boerderijen verwoest.Boerinnen en boerendochters vormen een speciale groep oorlogsgetroffenen. Juist zij vervulden op de boerderij veel taken en waren er op een bijzondere manier mee verbonden.Het Meertens Instituut heeft boerinnen en boerendochters geïnterviewd in Groesbeek, Mill en de Grebbelinie. Het resultaat is een verzameling van twaalf persoonlijke verhalen over de verwoestingen tijdens de oorlog, het dagelijks leven in noodwoningen en de wederopbouw.De interviews belichten verschillende perspectieven: de tienerdochter, de boerenmeid, de dochter die naar een pleeggezin moest, de arbeidersdochter en boerendochter die niet van een boerderij kwamen, maar de verwoestingen en het leven in een noodwoning van nabij meemaakten. Bijzonder is dat de meeste vrouwen niet eerder hun verhaal hebben verteld.