BAAC heeft op 1 en 2 mei 2023 in opdracht van Movares Adviseurs en Ingenieurs een opgraving uitgevoerd in het plangebied Amersfoort, A28/A1 Knooppunt Hoevelaken – onderzoeksgebied 22a/203a, opgraving vindplaats 1. Tijdens
het onderzoek is één opgravingsputten met een totale oppervlakte van ruim 485 m2 onderzocht.
Tijdens het voorafgaande proefsleuvenonderzoek is hier een vindplaats aangetroffen bestaande uit sporen van ontginning en landinrichting uit de middeleeuwen. Deze vindplaats is voor een deel opgegraven tijdens de opgraving.
Omdat een groot deel van het plangebied beplant was met bomen kon de rest van het gebied in deze fase van het project niet worden onderzocht. Dit geeft wel wat problemen bij het interpreteren van de vindplaats en de sporen die bij het onderhavige onderzoek zijn onderzocht. Zo is er een vierpalige spieker aangetroffen en enkele losse paalkuilen.
Het is nu niet vast te stellen of er sprake is van bewoning in het plangebied of dat het om een structuur gaat die buiten de nederzetting, bijvoorbeeld aan de rand van een akker is gelegen. Door het gebrek aan vondstmateriaal is ook de datering van de sporen een probleem. Tijdens het proefsleuvenonderzoek is in één paalkuil een fragment Elmpt aardewerk uit de volle middeleeuwen aangetroffen. Deze paalkuil blijkt onderdeel uit te maken van de spieker (structuur 1). De spieker dateert dus waarschijnlijk in de volle middeleeuwen, maar van de andere sporen is dat niet met zekerheid vast te stellen. De andere sporen bestaan uit een greppel, twee wegen/paden (karrensporen) en een vermoedelijke houtskoolmeiler. Houtskoolmeilers worden gebruikt om hout tot houtskool te verbranden, een brandgevaarlijk proces die buiten de nederzetting werd uitgevoerd. Wanneer alle sporen gelijktijdig zijn dan wijst dit erop, samen met de greppels die waarschijnlijk perceelsgrenzen hebben gevormd en de aanwezigheid van karrensporen, op sporen van off-site activiteiten. Waarschijnlijk is de interpretatie vanuit het proefsleuvenonderzoek dat het hier om sporen van ontginning en landinrichting gaat plausibel. In de directe omgeving zijn verschillende archeologische gegevens bekend over bewoning en landgebruik in verschillende perioden. Zo zijn er in Oud-Leusden en omgeving veel aanwijzingen voor ijzerproductie gevonden (slakken, klapperstenen). Voor de ijzerproductie zijn hoge temperaturen nodig die te verkrijgen zijn door het gebruik van houtskool. Mogelijk is de meiler dus gebruikt om houtskool te maken voor de ijzerproductie in de omgeving. Ook de rest van de sporen kan zijn ontstaan bij landinrichting en -gebruik, sporen van off-site activiteiten, die vanuit Oud-Leusden of de directe omgeving zijn uitgevoerd.
Adobe Acrobat document, 9.0