In het gebied ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal, ter hoogte van Tiel, wordt een bedrijventerrein aangelegd door het Industrieschap Medel. Op basis van een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd door RAAP (Heunks 2002a; Heunks 2002b) is in dit gebied een aantal vindplaatsen gelokaliseerd. In het verleden zijn door amateur-archeologen (BATO) op diverse plaatsen oppervlaktevondsten gedaan (afb. 3). Er bestaat dus bovendien een mogelijkheid dat ondanks het intensieve booronderzoek van RAAP ook nog archeologisch waardevolle zaken elders in het plangebied worden aangetroffen. Daarom is een archeologische begeleiding van grondwerkzaamheden noodzakelijk. De eerste grondwerkzaamheden in het onderzoeksgebied bestaan uit het uitgraven van de wegcunetten. In opdracht van Hazenberg Archaeologie Leiden heeft Industrieschap Medel, Archaeological Research and Consultancy (ARC bv) uit Groningen verzocht de opdracht van deze werkzaamheden uit te voeren. Deze begeleiding vond plaats in de eerste helft van mei 2003 en werd uitgevoerd door drs. W.F.M. Beex.De omstandigheden voor waarnemingen waren zeer slecht. De ontgravingsdiepte voor de wegcunetten was gering, gemiddeld 20 cm onder maaiveld. Daarnaast waren voorafgaand aan de bouwbegeleiding leidingen gelegd, waardoor de grond over een breedte van minimaal anderhalve meter verstoord was. In trace A-B is op 110 en 160 m van punt A een laklaag waargenomen evenals in trace F-G waar op 60 tot 70 meter van punt F een laklaag aanwezig is. Ter hoogte van vindplaats 6 zijn in trace C-D greppels en een verstoorde, vermoedelijk Romeinse waterput aangetroffen.De onderzoeksdoelstelling kan als volgt beantwoord worden:1 Het registreren van archeologische waarden binnen het plangebied ter plaatse van de grondwerkzaamheden was niet mogelijk door de ondiepe ontgravingen en verstoringen ten gevolge van het leggen van leidingen.2 Met betrekking tot het (pre-)historische landschap van het plangebied en de onderlinge relatie van de vindplaatsen hierin bevestigen de nieuwe waarnemingen de reeds bekende ideeen over het gebied.De onderzoeksvragen kunnen als volgt beantwoord worden:1 Zijn er in het plangebied, buiten de reeds door RAAP gelokaliseerde vindplaatsen, archeologische waarden die potentieel behoudenswaardig zijn? Nee, deze zijn er niet.2 Welke aanvullende gegevens kunnen verkregen worden ten aanzien van het (pre-)historisch landschap door de bestudering van de profielen? Gezien de geringe ontgravingsdiepten zijn er weinig aanvullende gegevens. De nieuwe waarnemingen bevestigen de reeds bekende ideeen over het gebied.3 Vormen archeologische waarnemingen en eventuele vondsten aanleiding tot het bijstellen van het archeologisch inzicht in het plangebied, dat reeds door eerdere onderzoeken is verkregen en zo ja, op welke punten? De waarnemingen geven geen aanleiding tot het bijstellen van de inzichten.Daarnaast is duidelijk geworden dat de begrenzing van de Romeinse nederzetting, zoals die door de HBS is aangegeven, ook duidelijk in het cunet naar voren komt. Verder werden er in het noordwesten, nabij de rotonde (BATO vindplaats), geen overblijfselen gevonden van een mogelijke IJzertijd nederzetting. Deze waarneming is in overeenstemming met het booronderzoek van RAAP.
Date: 2003