In opdracht van de Nederlandse Spoorwegen Rail Infrabeheer / Projectorganisatie Betuweroute (NS-RIB/PoBr) heeft de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN) een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) uitgevoerd in de gemeente Elst. Object van het onderzoek was een vindplaats (toponiem Reethse Straat) bij Reeth ten noorden van de A15. De zuidoosthoek van de vindplaats wordt bedreigd door aanpassingen aan een oprit van een viaduct over de A15.Het doel van het AAO was meer inzicht te verkrijgen in de datering en aard van de vindplaats en de kwantiteit en kwaliteit van de sporen en vondsten. Daartoe zijn 6 putten aangelegd (tezamen 820 m2).Vindplaats 51 ligt op oeverafzettingen boven grindrijke terrasafzettingen. De vindplaats bestaat uit een laag met vondsten uit de Middeleeuwen en een vondstlaag uit de prehistorie. In totaal zijn 427 grondsporen aangetroffen, waarvan een klein deel onderzocht is. Deze bleken te dateren uit de Romeinse Tijd, de Vroege Middeleeuwen en de Late Middeleeuwen. Op grond van het aangetroffen type sporen (voornamelijk paalsporen) en de samenstelling van het vondstmateriaal (nederzettingsafval) is het onderzochte deel van de vindplaats geïnterpreteerd als een deel van een nederzettingsterrein waar in ieder geval gedurende de Romeinse Tijd, Vroege Middeleeuwen en Late Middeleeuwen gewoond is.Het aardewerk en glas is goed geconserveerd; het metaal is gefragmenteerd.Vooral onverbrand bot is aanwezig. Dit is matig tot goed geconserveerd, maar erg bros. Op basis van het botmateriaal kan informatie worden verkregen over de voedseleconomie. In enkele grondsporen zijn verkoolde plantenresten aanwezig, die enig inzicht geven in de voedseleconomie.Het AAO was beperkt tot de zuidoosthoek van de vindplaats Reethse Straat. Hoewel deze zone door verploeging enigszins is aangetast, kan zij op grond van de gaafheid, conservering en landschappelijke en archeologische contextwaarde als behoudenswaardig worden aangemerkt.