Gespecificeerde archeologische verwachtingOp basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het (Laat-)Paleolithicum. Deze verwachting is vooral gebaseerd op de ligging van het plangebied binnen een dekzandplateau ligt, waarop een plaggendek is aangebracht. Voor zowel Jagers-Verzamelaars als voor Landbouwers vormde deze landschappelijke eenheid een geschikte (tijdelijke) bewoningslocatie. Het plangebied ligt middenin de voormalige Zelhemsche Enk (oud bouwland dat rondom/direct ten zuiden van de historische kern van Zelhem lag) en is voor lange tijd in agrarisch gebruik gebleven. In de omgeving van het plangebied en binnen de Zelhemse enk zijn al diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd, waarbij vindplaatsen zijn aangetroffen. Deze vindplaatsen geven aan dat de Zelhemsche Enk al rond 1000 v. Chr. bewoond is geweest. Het betreffen over het algemeen neder-zettingsterreinen daterend vanaf de Bronstijd, maar vooral uit de Vroege- en Late-Middeleeuwen, daar waar sprake is van terreinen met nog intacte bodemprofielen en een dik plaggendek.Resultaten inventariserend veldonderzoekUit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, gecombineerd verkennende en karterende fase) blijft dat het oorspronkelijke bodemprofiel verwijderd/ontgraven is tot bijna aan de C-horizont. Onder de aanwezige halfverhardingslaag, afgedekt met een dunne laag cunet-/stabilisatiezand is plaatselijk niet meer dan een dun restant van een veelal geroerd deel van een Bhe-horizont aanwezig, of het gaat direct om een restant de BC-horizont. Het oorspronkelijk moedermateriaal betreft dekzandafzettingen (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden).In géén van de boringen is archeologisch vondstmateriaal aangetroffen. Tevens zijn er geen lagen (geen oude cultuurlaag/akkerlaag) aangetroffen die direct als archeologisch relevant kunnen worden bestempeld. Door de reeds uitgevoerde ontgravingen is het archeologisch potentiële vondstniveau en ook een deel van het archeologisch potentiële sporenniveau verwijderd.ConclusieGeconcludeerd wordt dat er op basis van de resultaten van het booronderzoek er geen aanwijzing zijn om nog restanten van een archeologische vindplaats binnen het plangebied te verwachten. Er zijn dus geen gevolgen voor de voorgenomen bodemingrepen. De gespecificeerde archeologische verwachting op basis van het bureauonderzoek, waarbij de hoge verwachting gold op het aantreffen van archeologische indicatoren, kan dan ook worden bijgesteld naar geen verwachting.AdviesOp grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Voor het plangebied geldt dat de oorspronkelijke bodemopbouw grotendeels verwijderd/ontgraven is en daarmee ook het archeologisch potentiële vondstniveau als ook het merendeel van het archeologisch potentiële sporenniveau. Het onderzoek heeft verder ook geen archeologische indicatoren opgeleverd.Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) en de gemeente Bronckhorst.
Date Accepted: 25-06-2021
Date Accepted: 2021-06-25