Scheepstype: Vrachtschip. In 1963 is een scheepswrak aangetroffen bij het uitdiepen van een kavelsloot tussen kavels K 73 en K 74, gelegen ten noorden van de Lage Vaart. In 1971 is het schip opgegraven. Het betreft een lang, smal scheepje met karveel gebouwd vlak, een hoekige kim en overnaads gebouwde zijden bestaande uit twee gangen. In het voor- en achterschip gaat het vlak vloeiend over in de zijden en is daar overnaads gebouwd. De naden tussen de gangen zijn voorzien van gesinteld mosbreeuwsel. Het schip heeft rechte vallende stevens en is uitgerust met een stevenroer, gezien de vingerlingen op de achtersteven. De afmetingen bedragen: lengte 15,8 m over de stevens, breedte 2,4 m en holte 78 cm. De gaten op het binnenboord dienden waarschijnlijk voor de bevestiging van een zetboord. Op twee plaatsen zijn de inhouten ingekapt voor een mastspoor. In het schip is een interessante inventaris aangetroffen, die onder andere bestaat uit eet- en drinkgerei (twee steengoedkannen), gereedschap (twee dissels, een bijl, een avegaar, een nijptang en een breeuwijzer). Voorts zijn aangetroffen een nierdolk met restanten van een schede en elf munten, geslagen te Utrecht, Kampen, Groningen, Münster, Vlaanderen en Frankrijk. Van het vaartuig zijn geen jaarringmonsters genomen voor de datering van de bouw. De verstoring van het bodemprofiel geeft aan dat het is gezonken in de Almere-fase, in de tweede helft van de vijftiende eeuw. De datering van de ondergang op grond van de verschillende voorwerpen uit de inventaris (onder andere munten) sluit hierbij aan: datering in het midden van de tweede helft van de vijftiende eeuw.