In maart 2013 werd een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd in de omgeving van het Kooiplein te Leiden (Conradi/ Van der Feest 2013). Aan de hand van dit onderzoek kon een drietal zones onderscheiden worden binnen het plangebied met een verschillende mate van intactheid van de bodem.In overleg met mevrouw Brandenburgh van gemeente Leiden is besloten dat voor het hele plangebied geldt dat verstoringen tot 1,80 m –mv geen invloed hebben op het aanwezige bodemarchief. Aangezien de diepgang van de voorgenomen ontwikkeling binnen Zone I de grens van 1,80 m –mv overschrijdt, dient hier een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd. Voor het vervolgonderzoek is in overleg met alle betrokken partijen besloten dat na de sloop van de bestaande bebouwing een karterend booronderzoek wordt uitgevoerd, om vervolgens te bepalen of er sprake is van een vervolg middels een archeologische begeleiding, of vrijgave van het terrein (Van der Feest 2013).De resultaten en aanbevelingen van het onderzoek uit 2013 worden hier eerst samengevat, alvorens wordt ingegaan op die van het aanvullende onderzoek uit 2014.Archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek 2013Op basis van de bekende gegevens omtrent archeologische waarden in het gebied en geografische ligging moet worden geconcludeerd dat voor het plangebied een lage verwachting geldt voor resten uit het neolithicum. Deze resten zijn in de omgeving voornamelijk bekend op strandwallen welke waarschijnlijk niet in de ondergrond van het plangebied aanwezig zijn. Het zwaartepunt ligt op resten uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Voor resten uit deze periode geldt een middelhoge tot hoge verwachting. Bewoning uit deze periode beperkt zich voornamelijk tot de kreek- en geulruggen en de oeverwallen. Na deze periode wordt de omgeving verlaten door de inheemse bevolking waardoor er een lage verwachting geldt voor archeologische resten uit het begin van de vroege middeleeuwen. Dit verandert vanaf de 9e eeuw waarin men begint met het ontginnen van het gebied ter hoogte van de huidige kern van Leiden. Er geldt in de omgeving een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten vanaf die periode tot en met de nieuwe tijd. Echter op basis van historische kaarten is te zien dat het plangebied geheel in een polder lag en dat er tot eind 19e eeuw geen bebouwing heeft gestaan. Hierdoor zal naar verwachting ook geen intensief gebruik zijn gemaakt van het plangebied. Men moet wel rekening houden met resten van mestdekken die men op mogelijk aanwezige akkers aanbracht. Hierin kunnen ex-situ archeologische resten aanwezig zijn.Verder is de verwachting dat de archeologie in dit gebied sterk afhankelijk is van de geologie die aangetroffen wordt in het plangebied. De rivierkomvlakten hebben een lage verwachting vanwege de lager gelegen locaties en natte omstandigheden. Daarentegen is de archeologische verwachting voor bewoningsresten uit de ijzertijd en de Romeinse tijd hoog op oeverwallen en kreek- en geulruggen door hun iets hogere ligging in het landschap.Karterend booronderzoek 2014Op basis van het karterende onderzoek kan worden gesteld dat het plangebied grotendeels is verstoord en dat er geen noemenswaardige archeologische indicatoren zijn aangetroffen.Met uitzondering van in Boring 14, waarin de bodemopbouw redelijk intact leek te zijn, geven alle boringen een vergelijkbaar beeld van een pakket mariene afzettingen, dikwijls afgewisseld door een laag veen, met direct hier bovenop een recent ophogingpakket. De mariene afzettingen zijn in het veld geïnterpreteerd als de natuurlijke bodem. Hierin worden dan ook geen archeologica verwacht. Er kan derhalve geconcludeerd worden dat eventuele archeologische lagen in het verleden al zijn vergraven.Het advies luidt derhalve dat een vervolgonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
AM13252
Date: 10 februari 2014 (uitvoering onderzoek)
Issued: 2014-02-25