Een archeologische begeleiding van rioleringswerkzaamheden in het centrum van Lievelde

DOI

In opdracht van de Gemeente Oost Gelre heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst BV een archeologische begeleiding (AB; protocol opgraven) uitgevoerd van riolerings- werkzaamheden in het centrum van Lievelde (Gemeente Oost Gelre, Fig. 1.1). Het onderhavige onderzoek is uitgevoerd in het kader van de reconstructie van de openbare ruimte in de dorpskern van Lievelde. De daarbij geplande graafwerkzaamheden vormden een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische resten.ConclusieBij de archeologische begeleiding van rioleringswerkzaamheden in het centrum van Lievelde is op zes punten de gracht van de westelijke verbindingslinie tussen het Kwartier van Frederik Hendrik en de Engelse Schans waargenomen. Deze maakt deel uit van de Circumvallatielinie uit 1627. Daarbij is vastgesteld dat de linie vijftien meter noordoostelijker ligt dan verwacht. Het grachtgedeelte dat in de Pastoor Mientjesstraat is aangesneden, lijkt langs de zuidzijde gelegen te hebben van het meest zuidelijke van de drie redans die in het betreffende liniegedeelte lagen. Dit blijkt ca veertig meter zuidoostelijker te liggen dan verwacht werd.De gracht doorsnijdt een dertig tot veertig centimeter dik plaggendek, dat zich vóór 1627 gevormd moet hebben. De breedte van de aangetroffen gracht (2,40 meter) komt goed overeen met de breedte van acht voet die Hugo de Groot schetst in zijn boek "Grolla et Obsidio". De maximale grachtdiepte die is aangetroffen, bedraagt 1,40 m. Dat is 45 cm minder dan de diepte van zes voet (1,86 meter) die Hugo de Groot aangeeft. In overeenstemming met zijn schets van het grachtprofiel (Fig. 3.6) was de bodem in het midden van de gracht min of meer vlak en ging met een knik over in een relatief steile wand. Voor het bepalen van de hellingshoek van het grachttalud is slechts één profiel geschikt omdat de andere profielen schuin over de gracht liggen. In dit ene profiel, dat in de Pastoor Mientjesstraat haaks over de gracht langs het redan ligt, heeft het talud aan de walzijde de door Hugo de Groot aangegeven hellingshoek van 60°. Aan de buitenzijde is het onderste gedeelte van de grachtwand steiler, om 40 cm boven de grachtbodem af te vlakken naar een hoek van 45°.In het onderzoeksgebied, dat relatief hoog ligt, is sprake geweest van een droge gracht. Dat volgt onder meer uit het verschil in absolute hoogteligging van de grachtbodem, dat binnen het onderzoeksgebied oploopt tot bijna drie meter. Onderin de gracht is verspoeld zand aangetroffen, dat met tussenpozen vanuit beide zijkanten in de gracht gespoeld moet zijn: bijvoorbeeld bij hevige regenbuien. De gracht is gedempt met zand dat in alle profielen vanuit de walzijde in de gracht geschoven is.In de Papenweg wordt de grachtvulling afgedekt door een pakket wegophogingen; elders door uiteenlopende recente of subrecente lagen met een gezamenlijke dikte tussen 0,40 en 1,30 meter.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-25h-8gha
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-25h-8gha
Provenance
Creator T.A. Spitzers
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor S.M. Koeman; A. Loonen; E. van der Klooster; Archeodienst BV
Publication Year 2015
Rights CC0 1.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Contact S.M. Koeman (KSP Archeologie)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 27617108; 7239; 6985; 1001; 4805
Version 1.0
Discipline Humanities