De geïnterviewde (1) werd op 2 maart 1921 geboren in een boerengezin in Oldendiever. Het zijn op dat moment slechte tijden voor de boeren. Haar vader had vertrouwen in Duitsland. Hij is echter geen lid van een partij. De geïnterviewde werkte bij haar ouders op het bedrijf. Later kwam ze in de gezinsverzorging terecht.De geïnterviewde (2), haar man, werd op 17 januari 1921 geboren in Spier. Zijn ouders hadden een boerderij en de kinderen werken mee op het bedrijf. Ze leerden elkaar kennen tijdens het schaatsen. Ze werden verliefd en verloofden zich vervolgens. Tijdens de mobilisatie kreeg hij een oproep zich op 20 mei 1940 te melden in de Willem I Kazerne te Amersfoort. De meidagen gaan daarom aan hem voorbij. In 1942 kwam hij door de Arbeidseinsatz te werken op een groot landbouwbedrijf in Duitsland. Hij heeft het hier erg naar zijn zin, totdat het Duitse arbeidsambt langskomt en hem beval te gaan werken bij de LBGO. Hij kwam in de Oekraïne terecht. In januari ’44 kreeg hij zes weken verlof. Hij vertrok met de bedoeling niet meer terug te keren. Terug in Nederland, vroeg de commandant van de Landwacht in Beilen of hij bij de Landwacht wil komen. Hij weigerde en dook onder in het huis van zijn ouders.De geïnterviewde (1) en haar vader, broer en zus werden tien dagen na de bevrijding opgepakt en in een café in Diever vastgezet. Hier zaten ze ongeveer drie weken. Vervolgens werden ze met een vrachtwagen naar kamp Westerbork gebracht. Ze zou er dertien maanden blijven zitten.De geïnterviewde (2) werd na de bevrijding bij zijn ouderlijke huis opgepakt door een stel mannen uit Dwingelo en naar een kroeg in Spier gebracht. Vervolgens namen ze hem in een jeep mee naar een bos even buiten Spier en zetten hem tegen een ossenschuurtje aan. De mannen hadden een pistool en hij was bang te worden doodgeschoten, maar uiteindelijk gebeurde er niks. Daarna werd hij in een jeep naar de Brink in Dwingelo gebracht en door de menigte in elkaar geslagen. Een politieagent wist hem te behoeden voor verdere klappen en sloot hem op in een cel. De volgende ochtend werd hij naar het interneringskamp Westerbork gebracht. Hij zou er 23 maanden blijven vastzitten.Na hun gevangenschap kregen beide families hoge boetes. Respectievelijk elfduizend en tienduizend gulden. In die tijd een vermogen. Na zijn vrijlating trouwde hij met geïnterviewde (1). Ze zijn platzak en wonen in bij zijn ouders in Spier. Later betrok het echtpaar een ruilverkavelingboerderij in Wijster. Ze spraken regelmatig met elkaar en met hun kinderen over de oorlog en internering. Vooral de vernedering hebben ze als zeer zwaar ervoeren. Ze hebben later geen nare gevolgen ondervonden.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn zo'n 120.000 tot 180.000 mensen voor korte of langere tijd geïnterneerd in meer dan 120 Nederlandse interneringskampen. Ook in het voormalige doorgangskamp Westerbork werden van 24 april 1945 tot 1 december 1948 NSB'ers, Waffen-SS'ers, landwachters en andere van collaboratie verdachte personen opgesloten. Aanvankelijk waren de omstandigheden slecht. Naar de gezondheid en veiligheid van de duizenden geïnterneerden keek in de zomer van 1945 bijna niemand om. Gebrekkige leefomstandigheden, onvoldoende medische voorzieningen en zowel psychische als fysieke mishandelingen waren aan de orde van de dag. In het kamp heerste volstrekte willekeur.Getuigen van de naoorlogse internering in het kamp hebben in dit project over hun ervaringen verteld. Hun relaas geeft inzicht in het systeem van internering van collaborateurs vlak na de oorlog en maakt duidelijk hoe Nederland met zijn 'foute' landgenoten omging.