Resultaten inventariserend veldonderzoek
Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat binnen (de momenteel nog onbebouwde delen van) het plangebied reeds vermoedelijk omvangrijke moderne/recente bodemverstoringen hebben plaatsgevonden. Deze verstoringen zullen zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt ten tijde van de bouw van de bestaande woning/bungalow en inrichting van de omliggende terreindelen als siertuin. Er is sprake van een sterk gevlekte bovenlaag met hieronder een scherpe overgang direct naar de C-horizont. Verstoringsdieptes variërend tussen minimaal 15 en maximaal 95 cm -mv, maar zelf bij de boringen met een beperkte verstoringsdiepte ten opzichte van het huidige maaiveld, bestaat de bodemopbouw uit niet meer dan een geroerde/gevlekte laag van lichtgeelbruin tot geelgrijs gevlekt zand direct gevolgd door de C-horizont. Binnen het terrasgedeelte, langs de zuidzijde van de bestaande woning/bungalow, is de meest diepe verstoorde bodemopbouw ten opzichte van het huidige maaiveld waargenomen, tot circa 95 cm -mv. Slecht bij één boring in de noordoosthoek van het plangebied is een intact restant van een holtpodzolbodem/bruine bosgrond waargenomen. Er is daarmee geen terreindeel van enige omvang aan te wijzen waar nog sprake is van een (deels) intacte oorspronkelijke bodemopbouw. In hoofdlijnen geldt dan ook dat het archeologisch potentiële vondst- als sporenniveau reeds is verstoord/aangetast binnen het plangebied.
De bestaande woning/bungalow is voorzien van een strook/sleuvenfundering tot circa 90 cm -mv en met een kruipruimte tot circa 70 cm -mv. Een beperkte gedeelte is onderkelderd tot circa 220 cm -mv. Ook voor het bebouwde oppervlak kan ervan worden uitgegaan dat het potentiële vondst- als sporenniveau geheel is verstoord.
Conclusie en advies
De quickscan toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De aangetroffen bodemopbouw laat in hoofdlijnen zien dat er binnen het plangebied reeds vermoedelijk omvangrijke moderne/recente bodemverstoringen hebben plaatsgevonden. Er is tevens geen terreindeel van enige omvang aan te wijzen waar nog sprake is van een (deels) intacte oorspronkelijke bodemopbouw. In hoofdlijnen geldt dan ook dat het archeologisch potentiële vondst- als sporenniveau reeds is verstoord/aangetast binnen het plangebied.
Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.
Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Mochten tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, dan dient hiervan melding te worden gemaakt conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).