BAAC bv heeft voorafgaand aan de geplande uitbreiding van eenbedrijventerrein met de bouw van een opslag van puin en bouwmaterialen eenarcheologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulpvan boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied NIMBY projectKanaalweg Asten. Het plangebied is deels in gebruik als opslag van grond en puinen deels als akkerland.Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied in een beekdalbodem ligt,waarin zich een meerveengrond heeft gevormd. In het laat-paleolithicum enmesolithicum werden mogelijk kleine verhogingen in het beekdal gebruikt alstijdelijke kampementen van jagerverzamelaars, waarop met namevondststrooïngen van vuurstenen artefacten, houtskoolpartikels ofvondstconcentraties kunnen voorkomen. Tijdens de vernatting van het landschaptijdens het Atlanticum kunnen sites afgedekt zijn met humeus materiaal. Mogelijkzijn delen ook weer verstoven, waardoor kampementen niet meer aangetroffenzullen worden. Zwaardere vuurstenen artefacten kunnen dan wel in-situ bewaardzijn gebleven. In de loop van het neolithicum en in de daarop volgende periodesgingen de mensen zich toeleggen op landbouw en sedentair leven. Vanwege devernatting van het landschap in het Atlanticum kon in beekdalen veen gaangroeien en was het ongeschikt voor landbouw. Sporen vannederzettingsterreinen bestaande uit individuele huis- of boerderijplaatsen meterven, afvalkuilen, waterputten en aardewerkstrooïng of grafvelden wordenderhalve niet verwacht.Uit milieukundige boringen die in de periode 2009/2010 zijn gezet, blijkt dat inhet hele plangebied puinhoudende grond voorkomt tot minstens 1 m –mv. In deondergrond is humeus zand aangetroffen met een bijmenging van veen en hout.In het plangebied is een ontgronding uitgevoerd ten behoeve van de aanleg vaneen stortplaats. De omvang van de stortplaats wordt ingeschat op 0,9 hectare.Voor de aanleg van de stort is de locatie ontgraven, waarna het gat is opgevuldmet stortmateriaal.Tijdens het inventariserend veldonderzoek is evenals tijdens het milieukundigebodemonderzoek een puinhoudende bovengrond aangetroffen met eenminimale dikte van 90 cm en een gemiddelde dikte van ongeveer 150 cm. Op éénna zijn de boringen ter plaatse van de voormalige stortplaats en bestaande opslagvan zand en puin vroegtijdig gestaakt of vervallen. De boringen zijn binnen eenmeter –mv gestaakt in een met de hand ondoordringbare puinlaag. Een aantalgeplande boringen is vervallen vanwege de ligging onder gronddepots. In degeslaagde boringen komen onder de opgebrachte grond beekafzettingen voormet daaronder veen of opgebrachte grond die direct overgaat in een veenpakket.Uit een aantal boringen blijkt, gezien het voorkomen van humusvlekken enveenresten, dat de oorspronkelijke (boven)grond vermengd is met hetopgebrachte pakket. Ook uit de ligging van de top van het veen ten opzichte vanNAP kan geconcludeerd worden dat delen binnen het plangebied afgetopt zijn.Het veen is gedetermineerd als zeggeveen en in twee boringen is als bosveen. Hetveen gaat met een scherpe grens over in slecht gesorteerd, sterk siltig zand, Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek 8waarin houtresten en/of grind voorkomen. Het zand in de ondergrond isgeïnterpreteerd als beekafzetting.In de ondergrond zijn geen zandige opduikingen zoals dekzandruggen of duinenaangetroffen, waarop tijdelijk kampementen uit de steentijd kunnen voorkomen.Ook aanwijzingen op het voorkomen van resten uit latere perioden of anderszinsarcheologische resten zijn niet aangetroffen.Archeologische resten worden vanwege de bodemverstoringen en lage liggingvan het plangebied niet verwacht. Vanuit archeologisch oogpunt vormen devoorgenomen werkzaamheden geen belemmering.
Issued: 2017-01