Heteren Uilenburg: 1500 jaar bewoning op een crevasse

DOI

In augustus en september 2009 heeft ADC ArcheoProjecten een archeologisch onderzoek uitgevoerd ten zuidoosten van het dorp Heteren. Aanleiding voor het onderzoek was de aanleg van de provinciale weg N837, die Heteren met Arnhem-Schuytgraaf moet verbinden. Uit vooronderzoek bleek dat binnen het plangebied archeologische resten aanwezig waren, die moesten worden veiliggesteld door middel van een opgraving. Tijdens het onderzoek zijn sporen en vondsten uit verschillende perioden aangetroffen. De oudste sporen en vondsten dateren in de Vroege Bronstijd. Uit deze periode zijn twee clusters kuilen gevonden. De clusters liggen geïsoleerd, maar behoren waarschijnlijk bij één of meerdere erven die zich ten zuiden van het plangebied bevinden. Het is niet mogelijk gebleken om met zekerheid de functie van de kuilen te achterhalen. Opvallend is de aanwezigheid van grote hoeveelheden verbrande (en gebroken) stenen in de vulling van veel kuilen. Mogelijk zijn deze stenen als kookstenen gebruikt en kunnen de kuilen met voedselbereiding in verband worden gebracht. Het aardewerk uit de kuilen bestaat uit enkele bekerfragmenten die in de Vroege Bronstijd dateren. Vier 14C-monsters dateren de kuilen echter in de Midden Bronstijd (1560-1410 v. Chr.). In het centrale deel van het onderzoeksgebied is een erf uit de IJzertijd aangesneden. Het erf bestaat uit een boerderij, een spieker en twee kuilen. De plattegrond is van het overgangstype Hijken. Ongeveer in het midden van de driebeukige plattegrond bevindt zich aan beide lange zijden een ingang. Een derde ingang zit in de korte wand in het oosten, waar vermoedelijk het stalgedeelte is geweest. Twee 14C-dateringen geven uiteenlopende dateringen voor de boerderij en de spieker en daaruit is geconcludeerd dat ze niet gelijktijdig in gebruik zijn geweest. Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een zogenaamd ‘zwervend erf’ dat herhaaldelijk werd verplaatst over misschien wel de gehele crevasse. Een grote palenzwerm behoort vermoedelijk tot een nederzettingsterrein uit de Late IJzertijd en/of vroeg Romeinse tijd. De relatief grote hoeveelheid handgevormd aardewerk lijkt hierop te wijzen. Helaas is het niet mogelijk gebleken om structuren in de palenzwerm te ontwaren. Dit is een bekend probleem bij dergelijke zwermen en bovendien is slechts de noordelijke rand van de palenzwerm aangesneden. De meeste sporen die zijn aangetroffen behoren tot een nederzettingsterrein uit de Romeinse tijd. Door onderzoek van de ROB in de jaren 80 van de vorige eeuw heeft het terrein een monumentale waarde gekregen. Er werd toen een sloot uitgegraven waarbij enkele palenzwermen, kuilen en twee parallelle greppels zijn aangesneden. De nederzetting bevindt zich hoofdzakelijk ten zuiden van het onderhavige onderzoeksgebied. Aan de hand van verschillende greppelsystemen die de nederzetting hebben omgeven kan opgemaakt worden dat de nederzetting tenminste vier maal opnieuw is ingericht. De derde fase is daarbij het meest indrukwekkend omdat op dat moment de nederzetting wordt begrensd door twee parallelle greppels met een kenmerkend V-profiel in een (vermoedelijk) rechthoekig patroon. De greppels liggen drie meter uit elkaar en hebben een overeenkomstige diepte en opvulling. De geringe hoeveelheid vondstmateriaal uit de greppels bevestigt het beeld dat de kern van de nederzetting meer naar het zuiden gezocht moet worden en dat tijdens onderhavig onderzoek slechts de randzone is aangesneden. Het vondstmateriaal dateert de greppels in de late 1e eeuw tot het midden van de 2e eeuw na Chr. Sluitstuk wordt gevormd door een fragment van een bord dat in het midden van de 2e eeuw dateert. Een fraaie 2e-eeuwse schijffibula uit een van de greppels bevestigt deze datering. Zowel daarvoor als daarna was de nederzetting ook al in gebruik. Twee minder diepe en grillig verlopende nederzettingsgreppels laten voor de eerste en laatste fase van de nederzetting een mogelijk kleiner en meer ovaalvormig bewoningsareaal zien. De nederzetting als geheel wordt al in de tweede helft van de 2e eeuw opgegeven. Dit is voor de oostelijke Betuwe bijzonder vroeg en heeft vermoedelijk te maken met veranderde landschappelijke omstandigheden. Mogelijk was het volledig verlanden van de restgeul ten zuiden van de nederzetting debet aan het verlaten van de crevasse.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xjq-xz6w
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xjq-xz6w
Provenance
Creator E. Blom; W. Roessingh
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor J.W. Beestman; ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2020
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact J.W. Beestman (ADC)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 9088026; 9464; 8319; 798; 7599
Version 1.0
Discipline Humanities