Op 16 en 17 december 2008 heeft ACVU-HBS, in opdracht van de gemeente Epe, een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd in het plangebied Epe-’t Slath. De geplande veldkartering kon geen doorgang vinden. Het verkennend booronderzoek en veldkartering (fase 1) gaan vooraf aan een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (fase 2). Het doel is de landschappelijke situatie zodanig in kaart te brengen dat een onderbouwd proefsleuvenplan opgesteld kan worden voor de tweede fase en uiteindelijk moet leiden tot een advies ten aanzien van de noodzaak van eventueel vervolgonderzoek (opgraving) en/of vrijgave van het terrein aan het bevoegd gezag (gemeente Epe).De aanleiding voor dit onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. Uit vooronderzoek is gebleken dat binnen het plangebied mogelijk goed geconserveerde archeologische resten aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling met verstoring worden bedreigd.Het plangebied bevindt zich op daluitspoelingswaaiers en/of glooiingen langs de oostelijke rand van de Veluwse stuwwal. Binnen dit gebied bestaat een hoge kans op de aanwezigheid van diverse archeologische resten uit het Neolithicum-IJzertijd en de Middeleeuwen-Nieuwe Tijd. De resten kunnen zich bevinden onder (en mogelijk ook in) het plaggendek dat in vrijwel het hele plangebied aanwezig is en is opgeworpen vanaf de Middeleeuwen.Het oorspronkelijke bodemprofiel is overwegend verstoord tot in de B/C en C-horizont; lokaal is de B-horizont bewaard gebleven. Deze verstoringen zijn het vermengen van grond, maar niet het gevolg van afgravingen. Daarnaast is echter wel een een grootschalige (recente) ontgraving in de zuidwestelijke hoek van het plangebied. Drie plaggendekken of enken konden worden begrensd, met een totaal oppervlak van 6,4 ha. Aangezien er ter plaatse van de enken een hoge kans bestaat dat er archeologische resten binnen het plangebied aanwezig zijn en deze slechts in beperkte mate verstoord zullen zijn, wordt geadviseerd aan het bevoegd gezag (gemeente Epe) een verkennend en waarderend proefsleuvenonderzoek te laten uitvoeren om eventuele vindplaatsen op te sporen en te waarderen.