In delen van het plangebied waar intacte pleistocene afzettingen, dat wil zeggen waar in de top van het dekzand sprake is van een (podzol)bodem en deze met veen is overdekt, binnen de ontgravingsdiepte aanwezig zijn, onderzocht door middel van een karterend booronderzoek. Onderhavig onderzoek betreft de karterende fase in deze delen van het plangebied, waarvan de resultaten in dit rapport worden beschreven. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten.
Op basis van de resultaten van het voorgaande onderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (archeologische resten) uit de periode Laat Paleolithicum t/m Neolithicum. Deze verwachting was gebaseerd op het voorkomen van intacte pleistocene afzettingen (dekzand) in het plangebied.
In verband met de voorgenomen natuurontwikkeling in plangebied BOBM-polder in de gemeente Naarden is een aanvullend verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. In het plangebied was eerder al een verkennend booronderzoek uitgevoerd (Verschoof-van der Vaart, 2014). Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen waarschijnlijk archeologische waarden zullen worden verstoord.
Tijdens het aanvullend verkennend booronderzoek zijn in plangebied BOBM-polder verschillende deelgebieden onderzocht. De opbouw van de ondergrond van het gebied is tamelijk eenduidig en zeer vergelijkbaar met de resultaten van het voorgaande onderzoek (Verschoof-van der Vaart, 2014). In vrijwel alle boringen zijn intacte pleistocene afzettingen (dekzand) aangetroffen op een diepte variërend tussen 0,68 en 2,86 m -NAP. In tien boringen zijn geen intacte pleistocene afzettingen (dekzand) aangetroffen. Op basis van de diepteligging (binnen de ontgravingsdiepte) en intactheid van het dekzand zijn 15 deelgebieden (OW1 t/m OW4, VW16, NW0, NW2, NW6, NW8, NW11, NW12, NW14 t/m NW17) geselecteerd voor vervolgonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek.
Tijdens het karterend booronderzoek zijn in vrijwel alle boringen intacte pleistocene afzettingen (dekzand) aangetroffen op een diepte variërend tussen 0,29 en 2,64 m -NAP. Tijdens het karterend booronderzoek zijn in vijf boringen verstoorde pleistocene afzettingen (dekzand) aangetroffen. Tijdens het karterend booronderzoek is in twee boringen een archeologisch spoor aangetroffen (boringen 104 en 190).
Waar intacte pleistocene afzettingen aanwezig waren binnen de ontgravingsdiepte, is een monster genomen van de top van deze afzettingen. Ook van de twee archeologische sporen is een afzonderlijk monster genomen. In deze monsters is houtskool, knappersteen, mogelijk antropogeen vuursteen en mogelijk antropogeen steen aangetroffen.
Op basis van de resultaten van het karterend booronderzoek en de residu analyse kunnen negen vindplaatsen worden aangewezen.
