Albert Schweitzerlaan 31 te Apeldoorn

DOI

Gespecificeerde archeologische verwachting: op basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een middelhoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. Verzamelde landschappelijke gegevens geven aan dat het plangebied op een oost-west georiënteerde daluitspoelingswaaier ligt. Deze gebieden had in principe een gunstige ligging als (tijdelijke) bewoningslocatie voor Jagers-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum t/m Vroeg-Neolithicum) als ook voor Landbouwers. Het plangebied ligt wel in een landschap waar bodems zijn ontwikkeld met een relatief lage natuurlijke vruchtbaarheid, op grond waarvan mag worden verondersteld dat deze tot de ‘perifere gebieden’ voor prehistorische en latere landbouwactiviteiten moeten worden gerekend. Desalniettemin was het plangebied per definitie niet ongeschikt als bewoningslocatie. De lager gelegen dekzandvlakten verder ten oosten waren geschikt voor het houden van vee. Door kwelwater vanuit het stuwwalgebied is het zeer goed mogelijk dat er sprake was van natuurlijke graslanden. Het plangebied betrof lange tijd woeste grond/heidegebied en is later omgevormd tot (productie)bos. Het gebruik als parkeerterrein is van recente datum, tijdens de laatste uitbreidingsfase van bebouwing behorend tot het Gelre Ziekenhuizen. Tot nu toe is het aantal archeologische waarnemingen in de directe omgeving van het plangebied vrij beperkt en binnen het onderzoeksgebied komen archeologische vindplaatsen vooral voor in het ten zuiden en westen hoger gelegen stuwwallengebied.Resultaten inventariserend veldonderzoek: uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat er reeds diepgaande vergravingen hebben plaatsgevonden die zeer waarschijnlijk te relateren zijn aan de laatste verbouwingen en inrichting van het ziekenhuisterrein. Onder het onderzochte deel van het parkeerterrein komt tot circa 150 cm -mv en in oostelijke richting dieper tot circa 200 cm -mv geroerde/gestorte grond voor. De onverstoorde bodemopbouw betreft direct de C-horizont. Alleen bij één boring gezet in de groenstrook in het noordwestelijke deel van het plangebied is een vrij intact bodemprofiel aangetroffen bestaande uit een haarpodzolbodem. Hier is sprake van een donkerbruingrijs gekleurde huidige bouwvoor, gevolgd door een restant van een donkerbruin gekleurde podzol-Bhs-horizont en een lichtgeelbruin gekleurde overgangs-BC-horizont. De overgang naar de C-horizont bevindt zich ter plaatse op een diepte van circa 70 cm -mv. Het terreindeel waar nog een intact bodemprofiel aanwezig is zal zich waarschijnlijk beperken tot deze groenstrook, welke een terreindeel betreft van zeer beperkte omvang (circa 60 m² van het totale plangebied van 1.900 m², zijnde iets meer dan 3%).Conclusie: geconcludeerd wordt dat voor het plangebied het archeologisch potentiële vondst- en sporenniveau in zijn algemeenheid volledig zal zijn vergraven. De hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum kan dan ook worden bijgesteld naar geen verwachting. Alleen de groenstrook in het uiterst noordelijke deel van het plangebied behoud zijn hoge archeologische verwachting, op basis van de intacte bodemopbouw, echter betreft dit een zeer beperkt deel van het plangebied (iets meer dan 3%).Advies: op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Voor het plangebied geldt in zijn algemeenheid dat de natuurlijke bodemopbouw diepgaand verstoord/vergraven is. Een archeologische vindplaats wordt niet meer verwacht binnen het plangebied. De geplande bodemverstorende ingrepen zullen dan ook niet resulteren in verstoringen van archeologische waarden.Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever er daarom ook op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, er conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit juli 2016 een meldingsplicht geldt bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) en de gemeente Apeldoorn.

Eindrapportage archeologisch vooronderzoek (6969.002)

Date Accepted: 2018-11-04

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zk5-gmpv
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zk5-gmpv
Provenance
Creator E.M. ten Broeke
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor E.M. Broeke, ten; Econsultancy
Publication Year 2018
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact E.M. Broeke, ten (Econsultancy)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 8956; 14657850; 8678; 1082; 5425
Version 1.0
Discipline Humanities