In de binnenstad van Leeuwarden worden op de locatie ‘De Kelders’ oude kelders aan de gracht omgebouwd tot een horecagelegenheid. Hiervoor zijn de oude kelders gesloopt en is de bodem daaronder ongeveer een meter dieper uitgegraven. Deze locatie is aan de rand van één van de drie oorspronkelijke stadsterpen van Leeuwarden gelegen. De gracht waaraan de onderzoekslocatie ligt, is mogelijk een oude rivierloop. De verwachting is dat op deze locatie bewoningssporen vanaf de Middeleeuwen tot aan de Nieuwe Tijd te vinden zijn. Het uitvoeren van de bouwplannen geeft een goede gelegenheid om op deze interessante locatie een archeologisch onderzoek uit te voeren. Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een archeologische begeleiding.De begeleiding van het uitgraven van een horecakelder in het oude stadscentrum van Leeuwarden heeft een aanzienlijke hoeveelheid laatmiddeleeuws vondstmateriaal opgeleverd. Het is uit het onderzoek niet duidelijk naar voren gekomen of hier sprake is van een natuurlijke geul, die in de Middeleeuwen is opgevuld. De top van de kwelder ligt diep vergeleken met waarnemingen elders op dezelfde terp. Dit kan het gevolg zijn van inklinking, maar mogelijk was er al een natuurlijke laagte aanwezig. Een andere aanwijzing voor een laagte is overigens De Brol, het verbindingsstuk tussen De Kelders en de Weaze. Brol (Brogilo) betekent ‘lage plek’, Weaze ‘modderige laagte’. De venige laag op de kwelderafzettingen betreft mogelijk een oude ophogingslaag. De oudste bewoning op de zuidelijke terp Nijehove is rondom de Hoogstraat begonnen in de Karolingische Tijd. In de 12e eeuw had de terp zich al uitgebreid tot aan de Minnemastraat, ten oosten van de onderzoeklocatie. De locatie De Kelders is in de tussenliggende periode in gebruik genomen. De ophogingslaag op de kwelder zal derhalve vóór de 12e eeuw zijn aangebracht. In deze periode was er nog geen sprake van intensieve bewoningsactiviteiten op deze locatie. Het middeleeuwse vondstmateriaal is afkomstig uit een ophogingspakket, dat uit de 12–14e eeuw stamt. Bij het afgraven van dit pakket is veel aardewerk, dierlijk botmateriaal en leer verzameld. Kennelijk is het gebied bij De Kelders reeds vanaf de 12e eeuw bewoond geraakt. Aardewerk uit één van de waterputten stamt uit de vroege 14e eeuw, de andere waterput en een diepe kuil zijn gegraven door het laatmiddeleeuwse pakket heen en zijn derhalve jonger. Het aardewerk dat tijdens de begeleiding is verzameld stamt uit de 12–14e eeuw. Een redelijk groot deel hiervan betreft aardewerk dat geïmporteerd is vanuit Zuid-Duitsland en mogelijk ook aardewerk uit Scandinavi¨e. Daarnaast is een aanzienlijke hoeveelheid faunaresten verzameld, waaronder een aantal bewerkte stukken, zoals een kam en een spinklosje. Opvallend is de aanwezigheid van horenpitten, deze wijzen vermoedelijk op leerbewerking. Onder het vondstmateriaal zijn ook leren schoenen en andere leerresten aanwezig. Het dateerbare schoeisel wordt, op ´e´en uitzondering na, in de Late Middeleeuwen geplaatst. Verder zijn een houten schaal, wellicht een zogenaamde melkaad, en duigen van een houten bakje gevonden. Dit soort duigenbakjes werd vanuit het Oostzee gebied ge¨ımporteerd. Dergelijke duigenbakjes stammen vooral uit de 12e–14e eeuw en dit komt overeen met de datering van het aardewerk en het schoeisel.
Date: 2004