Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase: Recreatiepark Marveld te Groenlo

DOI

Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de herinrichting van het terrein.Voor het noordelijke deel van het plangebied wordt een archeologischvervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Dit is gebaseerd op delage verwachting uit het bureauonderzoek en de bevestiging doormiddel van het booronderzoek dat in dit gedeelte afgraving heeftplaatsgevonden waarbij grond is teruggestort.In het zuidelijke deel van het plangebied zijn geen diepebodemverstoringen waargenomen. Hier is sprake van een zogenaamdAC-profiel waarbij de bodem bestaat uit een humeuze bovengrond van50 tot 60 cm dik met daaronder de C-horizont. Hoewel afgraving vanhet bodemprofiel niet kan worden uitgesloten, wijst de BC-horizont diein boring 14 is aangetroffen op een intacte top van de natuurlijkeondergrond (C-horizont). In het bureauonderzoek is een hogeverwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het LaatPaleolithicumtot en met het Neolithicum. Vuursteenvindplaatsen vanjagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmentenvuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in debovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien geenrestanten van een podzolbodem zijn aangetroffen, zijn eventueelaanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. Op basis hiervanwordt de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen naar laagbijgesteld. In het bureauonderzoek is ook een hoge verwachtingtoegekend voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met deVolle-Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) en sporen van eenboerderijlocatie uit de Late-Middeleeuwen (vanaf de 14e eeuw) tot enmet de Nieuwe tijd. Deze vindplaatsen bestaan niet alleen uitvondstmateriaal zoals fragmenten aardewerk maar ook uit dieperegrondsporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot inde C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Dit betekent dat dehoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot enmet de Nieuwe tijd voor het zuidelijke deel van het plangebiedgehandhaafd blijft. Wanneer in dit gedeelte van het plangebiedbodemingrepen plaatsvinden die dieper reiken dan 30 cm benedenmaaiveld wordt vervolgonderzoek geadviseerd door middel van eenkarterend booronderzoek om daadwerkelijk de aan- of afwezigheid vaneen archeologische vindplaats aan te tonen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zfc-bf2k
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zfc-bf2k
Provenance
Creator S.M. Koeman
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor S.M. Koeman; Archeodienst BV
Publication Year 2016
Rights CC0 1.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Contact S.M. Koeman (KSP Archeologie)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 4401567; 6808; 6541; 1072; 4277
Version 1.0
Discipline Humanities