De ouders van de geïnterviewde (Antwerpen, 1930) worden door de grote razzia op 20 juni 1943 in Amsterdam opgepakt en op transport gesteld naar Westerbork, alwaar haar moeder wordt doorgestuurd naar Sobibor. De dan dertienjarige blijft in Amsterdam achter met haar drie jaar jongere zusje. Ze maken verschillende onderduikadressen mee, eindigend in de gevangenis aan de Weteringschans. Vandaar wordt de geïnterviewde met haar zusje op 9 mei 1944 naar Westerbork gestuurd, alwaar hun vader (Sperre als gedoopte Jood) hen opwacht. Op 4 september 1944 worden de zusjes met hun vader naar Theresienstadt gedeporteerd (transport XXIV/7). Daar blijven ze ongeveer vijf maanden. Op 5 februari 1945 vertrekken ze met een personentrein naar Zwitserland. Daar verblijven ze de laatste maanden van de oorlog en krijgt haar zusje tyfus. Wanneer deze genezen is, gaan ze terug naar Nederland alwaar ze 'niet ontvangen' worden.* Het interview concentreert zich op het verblijf in Theresienstadt, maar ook op het verblijf in kamp Westerbork. Verder komen het verblijf in Zwitserland, de naoorlogse 'ontvangst' en het naoorlogse leven van de geinterviewde aan de orde.
Date Submitted: 2010-07-05