Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Lombokweide te Duiven. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van 23 woningen, inclusief aanleg van verhardingen, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, etc..
De toekomstige bodemverstoring bedraagt ca. 1,1 ha met een verstoringsdiepte variërend van 30 centimeter (verharding, niet diep wortelende planten) tot 1 meter (diep wortelende planten/bomen) tot ca. 3 meter beneden maaiveld (palen fundering). De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld.
Het plangebied ligt deels op een rivierterras afgedekt door dekzand of rivierduinzand, deels op een opgevulde restgeul en deels in een komgebied met daaronder terrasafzettingen. Bodemkundig gezien heeft zich daarin een kalkhoudende poldervaaggrond ontwikkeld. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd.
Voor het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum geldt een middelhoge verwachting voor het rivierduin, een lage verwachting voor de opgevulde restgeul en een middelmatig verwachting voor het rivierterras onder de komklei. Voor het rivierduin geldt dat dit een hooggelegen gebied in het landschap vormde en welke intensief bewoond werden. Er zijn uit de omgeving echter geen resten bekend uit deze periodes, waardoor een middelhoge verwachting geldt. Resten uit deze periodes kunnen worden aangetroffen in de top van het rivierduin en zullen bestaan uit vuurstenenvindplaatsen en sporen van tijdelijke kampementen. Voor de opgevulde restgeul geldt dat er op de bodem van de geul sprake kan zijn van nederzettingsafval. Aangezien er in deze periodes slechts sprake is van tijdelijke bewoning, is de kans op nederzettingsafval uit deze periodes laag. Voor het komgebied geldt dat deze op een rivierterras ligt, welke mogelijk bewoonbaar was. Hierdoor kunnen hier nog wel vuurstenenvindplaatsen en sporen van tijdelijke kampementen liggen. Gezien de nabijgelegen hogere rivierduin geldt er echter een middelmatige verwachting en geen (middel)hoge.
Voor de periode vanaf het Neolithicum tot en met de Romeinse Tijd geldt een hoge verwachting voor het rivierduin en een middelmatige verwachting voor de opgevulde restgeul en het rivierterras onder de komklei. Ook hier geldt voor het rivierduin dat deze hoog in het landschap lag en dat rivierduinen in het algemeen intensief bewoond werden. Uit deze periodes, en dan vooral de IJzertijd en Romeinse Tijd, zijn echter ook vondsten en sporen bekend in de omgeving van het plangebied, aangetroffen op deze rivierduin. Hierdoor geldt er voor deze periodes een hoge verwachting. Het zal hier gaan om nederzettingsresten en/of sporen van agrarisch landgebruik, welke kunnen worden verwacht in de top van het rivierduin, tot diep reikend in het rivierduin. Voor de opgevulde restgeul geldt dat er mogelijk langs deze geul is gewoond. Hierbij kan nederzettingsafval op de bodem van de geul terecht zijn gekomen, maar kunnen bijvoorbeeld ook sporen en/of vondsten aangetroffen worden die met visvangst te maken hebben. Er zijn echter geen vondsten bekend uit deze restgeul en bovendien is de precieze ouderdom niet bekend. Hierdoor geldt een middelmatige verwachting. Voor het komgebied geldt ook hier dat deze op een rivierterras ligt, welke mogelijk bewoonbaar was en in deze periode naar verwachting aan het maaiveld lag. Gezien de nabijgelegen hogere rivierduin geldt er echter een middelmatige verwachting en geen (middel)hoge. Het zal gaan om nederzettingsresten, welke in de top van het rivierterras kunnen worden aangetroffen, en mogelijk tot zeer diep kunnen reiken.
Voor de periode Middeleeuwen en Nieuwe Tijd geldt een hoge verwachting voor het rivierduin, een middelmatige verwachting voor de opgevulde restgeul en een lage verwachting voor het komgebied. Ook hier geldt voor het rivierduin dat deze hoog in het landschap lag en dat rivierduinen in het algemeen intensief bewoond werden. Uit deze periodes, en dan vooral uit de middeleeuwen, zijn echter ook vondsten en sporen bekend in de omgeving van het plangebied, aangetroffen op deze rivierduin. Bovendien bevindt het gebied zich ten oosten van de historische kern, en is op de historische kaarten ook bebouwing in de buurt van het plangebied zichtbaar. Hierdoor geldt er voor deze periodes een hoge verwachting. Het zal hier gaan om nederzettingsresten en/of sporen van agrarisch landgebruik, welke kunnen worden verwacht in het afdekkende klei dek en deze kunnen tot diep in het rivierduin reiken. Voor de opgevulde restgeul geldt dat er mogelijk langs deze geul is gewoond. Hierbij kan nederzettingsafval op de bodem van de geul terecht zijn gekomen, maar kunnen bijvoorbeeld ook sporen en/of vondsten aangetroffen worden die met visvangst te maken hebben. Aangezien de restgeul ergens in deze periode is opgevuld, kan er eventueel in de opvulling ook nog nederzettingsafval worden aangetroffen. Er zijn echter geen vondsten bekend uit deze restgeul en bovendien is de precieze ouderdom niet bekend. Hierdoor geldt een middelmatige verwachting. Voor het komgebied geldt dat het een gebied betreft onder invloed van overstromingen van de nabijgelegen IJssel. Gezien de natte aard van het gebied is de kans op resten uit deze periodes binnen het komgebied laag. Eventuele resten zullen voornamelijk bestaan uit sporen van agrarisch landgebruik, al zijn nederzettingssporen wel mogelijk, en deze kunnen worden verwacht in een eventuele laklaag/vegetatiehorizont binnen het pakket komklei, aangezien een dergelijke laag duidt op langdurige droogligging van het gebied.
Bodemgaafheid: op basis van de bekende gegevens is er geen reden om aan te nemen dat de bodem verstoord is.
Het natuurlijke bodemtype is in het hele plangebied grotendeels intact.
Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich in de bovengrond van het rivierduin/rivierterras. Aangezien afzettingen van het rivierduin niet aangetroffen is binnen de grenzen van het plangebied en het rivierterras geen sporen van bodemvorming bevatte, zullen eventuele resten uit deze periodes verloren zijn gegaan of niet aanwezig zijn.
Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit vondstmateriaal, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Tijdens het booronderzoek zijn echter voornamelijk pakketten aangetroffen met een lage verwachting voor archeologische resten (komafzettingen) en dan geen nederzettingsresten. Alleen de oudere rivierterras afzettingen hebben een hogere trefkans voor archeologische resten. Echter zijn tijdens het booronderzoek is in geen van de aangetroffen afzettingen een potentieel archeologisch niveau waargenomen, waardoor de kans op archeologische resten laag wordt geacht. De humeuze top is in alle gevallen in de vorm van veen aangetroffen wat een nat milieu vertegenwoordigt. Hierdoor heeft het een lage archeologische verwachting. In een aantal boringen aan de westzijde is mogelijk de voet van de riverduin waarop Duiven is gevestigd aangetroffen, hier is een vrij siltig zandpakket met siltige kleilagen aangetroffen.
Er is verder een vrijwel intact bodemprofiel aangetroffen, met daarin een poldervaaggrond.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd.
Bovenstaande vormt een selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit advies nog niet betekent dat in deze fase van het vergunningsverleningstraject reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek dienen vooraleerst te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Duiven). Deze neemt een definitief selectiebesluit aangaande de vrijgave van het plangebied voor verdere ontwikkeling zoals omschreven in de vergunningsaanvraag.
Er is getracht een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, indien tijdens de werkzaamheden een (mogelijke) archeologische vondst wordt gedaan dan geldt de wettelijke meldingsplicht, zoals omschreven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de minister. Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke toevalsvondst bij de gemeente worden gemeld.