In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van een lage kans op resten uit de periode steentijd tot en met de bronstijd en een hoge kans op resten uit de periode ijzertijd tot de nieuwe tijd. Met name voor de periode late middeleeuwen tot nieuwe tijd geldt een hoge verwachting inverband met de nabijheid van het in 1862 gesloopte Witte Huys.Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied gekenmerkt wordt door wadafzettingen. Deze liggen in de op het oostelijke deel van het plangebied gezette boringen 2, 3 en 6 direct onder een pakket vergraven/opgebrachte bovengrond. De voorgenomen uitbreiding van parkeergelegenheid op het oostelijke deel van het plangebied zal naar verwachting dan ook niet tot aantasting van archeologische waarden leiden. Evenmin zijn hier archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming rekening zou moeten worden gehouden. Voor dit deel van het plangebied wordt dan ook geen archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd.In de op het westelijke deel van het plangebied gezette boringen 1, 4 en 5 zijn echter kwelderafzettingen bewaard gebleven die bestaan uit gerijpte, zwak humeuze klei met daarin (boringen 1 en 4) houtskool. In boring 1 is deze klei mogelijk afgezet in een watervoerend grondspoor. De kans is derhalve groot dat hier resten aanwezig zijn die dateren uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd en die samenhangen met het voormalige Witte Huys. Op basis van de aangetroffen verschijnselen is het vooralsnog in onvoldoende mate mogelijk om een vindplaatsbeoordeling uit te voeren aan de hand van de waarderingstabel uit de KNA 3.2 (VS06). Hiervoor is een proefsleuvenonderzoek nodig.
Issued: 2011-09-22