Aanleiding tot het uitvoeren van een archeologische begeleiding bestaat uit het voornemen van het Nationaal Hunebed Informatiecentrum te Borger om een nieuw museum te realiseren. De onderzoekslocatie betreft een perceel grond aan de Bronnegerstraat, aangrenzend aan hunebed D27. Omdat het een terrein van zeer hoge archeologische waarde betreft, was archeologisch onderzoek noodzakelijk. Daarnaast was bekend dat op de onderzoekslocatie zich een inhumatiegraf uit de Enkelgrafcultuur (2800–2400 v. Chr.) bevond, dat als gevolg van de geplande werkzaamheden niet in situ kon worden behouden.Dhr. H. Klompmaker verleende namens Het Nationaal Hunebed Informatiecentrum aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) de opdracht om dit onderzoek uit te voeren, bestaande uit het begeleiden van het uitgraven van de bouwput voor de nieuwbouw. De archeologische begeleiding vond plaats op 3, 4 en 5 november 2003.Conclusie en aanbeveling:Met uitzondering van het inhumatiegraf zijn er nagenoeg geen sporen of structuren aangetroffen op de onderzoekslocatie. Dit is zeer opvallend, zeker gezien het feit dat hunebed D27 in de onmiddellijke nabijheid ligt. De reden voor de afwezigheid van archeologische resten is het gegeven dat het terrein in het verleden is afgetopt en geegaliseerd. Hierdoor is het bodemarchief ernstig aangetast. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek had dit bij een proefsleuvenonderzoek in 1996 reeds vastgesteld en derhalve een negatief selectie-advies afgegeven.Hoewel het Enkelgraf betrekkelijk slecht is geconserveerd, is het zeker een bijzondere vondst. En ondanks de slechte conserveringsomstandigheden, bezit het graf een hoge informatiewaarde. Voor wat betreft de mobilia kan het graf op grond van de aardewerktypologie worden gedateerd. De datering van het inhumatiegraf op basis van de typo-chronologie van het aardewerk is Laat-Neolithisch, tussen 2800–2400 v. Chr.De herkomst van het vuursteen duidt op contacten over grotere afstanden. Hoewel de grondsporen slecht leesbaar bleken, kon worden vastgesteld dat er sprake is van een rechthoekig graf met een vlakke bodem en een ronde kringgreppel zonder paalzetting.Gezien het feit dat het onderzoeksgebied is afgetopt of geegaliseerd, is het potentele bodemarchief nagenoeg volledig aangetast. Het is bijzonder dat het Enkelgraf nog deels bewaard is gebleven. Voor het overige kunnen alleen zeer diep ingegraven sporen zoals diepe paalsporen, waterputten en dergelijke, worden aangetroffen. Op de onderzoekslocatie, zowel binnen de bouwput als voor de overige delen van het terrein waar kabels en leidingen zijn gepland, zijn dergelijke sporen echter niet aangetroffen. Ondiepe sporen van bijvoorbeeld nederzettingsresten of graven zijn op het onderzoeksterrein niet bewaard. Hiermee bevestigen de resultaten van de archeologische begeleiding de waardestelling van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, als ‘niet behoudenswaardig’.
Date: 19-12-2005 (aanvang onderzoek)
Date: 2003