Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven op de Noordesch te Anloo, gemeente Aa en Hunze

DOI

ACVU-HBS heeft in samenwerking met de Stichting Drents Plateau een archeologisch onderzoek uitgevoerd op de Noordesch bij Anloo van maandag 9 tot en met woensdag 11 maart 2009. Het onderzoek heeft zich afgespeeld op het perceel sectie T 489, dat is gelegen ten westen van de Bosweg en naast de gemeentewerf.De muntschat van Anloo bestaat nu uit 114 Romeinse denarii. Voorafgaande aan de opgraving zijn er 55 gevonden, tijdens de opgraving eenzelfde aantal en in de weken na de opgraving heeft J. Nijdam nog eens vier munten op de vindplaats ‘opgepiept’. De munten zijn gevonden binnen een areaal van 40 x 18 m, alle in de bouwvoor. Gezien de beperkte verspreiding van de munten en de oriëntatie van die verspreiding is het waarschijnlijk dat ze niet al te lang geleden door ploegen in de bouwvoor terecht zijn gekomen. Resten van een aardewerken container zijn tijdens de opgraving niet aangetroffen, noch zijn er aanwijzingen dat de munten in een dieper uitgegraven kuil zijn gedeponeerd. Alle munten zijn geslagen tussen 69 en 222 na Christus. Zesentwintig munten waren zo slecht bewaard gebleven, soms was nog maar een enkel fragment over, dat zij niet meer goed te determineren waren. Van de overige 88 denarii is het gros (67%) geslagen in de periode tussen 138 en 192 na Christus (de Antonijnse periode). De oudste munt is er een op naam van keizer Vespasianus of Titus (de staat waarin dit stuk verkeert, maakt het niet meer mogelijk te bepalen om welke van deze twee keizers het gaat) en is geslagen tussen 69 en 81 na Christus. De jongste munt uit de vondst is er één van keizer Elagabalus (218-222). De munt is niet beter te dateren. Dit betekent dat de schat in ieder geval niet eerder gedeponeerd kan zijn dan 218 n.Chr. Met 114 munten mogen we met recht spreken over een schatvondst. Wat direct opvalt is dat deze schat alleen bestaat uit munten en geen andere metalen voorwerpen uit de Romeinse Tijd bevat.Bovendien zijn het allemaal denarii en geen andere soorten munten. Denarii zijn kleine, zilveren munten.De 114 munten wegen niet veel meer dan een paar ons, zodat de intrinsieke zilverwaarde eigenlijk vrij gering is. De eenzijdige samenstelling van de schat is natuurlijk intrigerend. Als het puur om het zilver zou gaan waarom zijn er dan geen ander voorwerpen onderdeel van de schat? Als het puur om munten gaat, waarom maken dan geen andere soort munten deel uit van de schat? Met het stellen van dit soort vragen, komen we vrij snel op de vraag wat de betekenis is van zilveren denarii. Drenthe lag buiten het Romeinse Rijk. Binnen het Romeinse Rijk heerste een bescheiden monetaire economie, waarin waarschijnlijk vooral de pasmunten van minder waardevolle metalen voor de meeste dagelijkse transacties zijn gebruikt. Gezien de chronologische opbouw van de muntreeks lijkt het erop dat we hier te maken hebben met een zogenaamde circulatieschat waarbij een ‘greep munten uit de circulatie’ op een bepaald moment aan de bodem is toevertrouwd. Kenmerkend voor dergelijke schatvondsten is dat de jongste munten het leeuwendeel vormen, net als bij deze schatvondst het geval is. Hiermee is echter nog niet verklaard hoe deze munten in Drenthe zijn beland. Denarii zijn de munten van de Romeinse administratie, onder meer voor het betalen van de soldij aan legionairs en auxiliarii (hulptroepen). Ten noorden van de limes is geen sprake van een monetaire economie. Het is mogelijk dat Germaanse hulptroepen voor hun diensten zijn uitbetaald in denarii. Wat echter opvalt, is het brede bereik waarbinnen deze muntschat dateert. Bovendien zijn sommige munten gehalveerd. Deze samenstelling lijkt bij eerste oogopslag niet een éénmalige uitbetaling van soldij of beloning voor bewezen militaire diensten aan huurlingen van buiten het imperium, omdat het voorstelbaar is dat hun uitbetaling zou hebben bestaan uit munten van dezelfde slag en niet samengesteld uit munten van zoveel verschillende muntslagen.Dit is echter nog onderwerp van studie, zodat uitspraken hierover vooral hypothetisch van aard zijn. Het is bovendien voorstelbaar dat in de samenleving buiten de limes denarii een rol hebben gespeeld in onderlinge geschenkrelaties en deze som denarii steun in de vorm van morele verplichtingen zou kunnen verwerven.Opvallend is dat de sluitmunt in vergelijking met andere vondsten uit NO-Nederland en het noordwesten van Duitsland relatief laat te dateren is. Alle andere bekende schatvondsten uit de laat-Antonijnse en Severische periode hebben alle sluitmunten die geslagen zijn voor 198 na Christus. Dit maakt deze schatvondst extra bijzonder. Gezien de chronologische opbouw van de muntreeks en de samenstelling van andere schatvondsten uit NO-Nederland en aangrenzende gebieden in Duitsland zullen de munten die in Anloo zijn gevonden niet heel veel later dan 218 na Christus zijn gedeponeerd.Daarnaast is het de vraag waarom de denarii op deze locatie zijn gedeponeerd. Wat meteen opvalt, is het ontbreken van gelijktijdige sporen of vondsten. Er zijn geen aanwijzingen voor de directe nabijheid van een nederzetting. Evenmin bevinden we ons in de buurt van een grafveld uit de eerste eeuwen na Christus, noch zijn er concrete aanwijzingen voor een heiligdom om deze locatie. Het lijkt bij deze denarii om een eenmalige depositie te gaan. Over het waarom van het deponeren is het gissen, zoals het ook gissen is over waarom op deze locatie. Zijn de munten verborgen om ze later op te halen of zijn ze hier gedeponeerd met een andere reden? Als deze munten tijdelijk zijn verborgen, wat maakt deze locatie zo markant dat het later eenvoudig is terug te vinden? Het is het hoogste punt op de Noordesch. Het is ook de locatie van een prehistorische begraafplaats. Misschien waren daarvan nog sporen zichtbaar in het landschap. Misschien waren die sporen niet zozeer zichtbaar, maar was het juist een locatie waarover verhalen de rondte gingen en maakte dat juist deze plek zo markant. Maar deze suggesties kunnen net zo goed reden zijn om de denarii hier te deponeren, niet om ze later op te halen maar juist om ze te schenken aan voorouders of het bovennatuurlijke.De feitelijke site van de muntschat bestaat niet meer; we vermoeden dat de meeste munten van de schat zijn geborgen en er zijn geen andere gelijktijdige archeologische sporen en vondsten. Niettemin herbergtdeze locatie wel graven uit de overgang Late Bronstijd - Vroege IJzertijd, paalsporen en zijn er potscherven en fragmenten vuursteen van neolithische of vroege-bronstijd ouderdom. We willen dit gehele samenspel van sporen en vondsten als een vindplaats beschouwen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xc4-6wqn
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xc4-6wqn
Provenance
Creator K-J.R. Kerckhaert
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor L Schoenmakers; C.W. Koot (VUhbs archeologie); VUhbs archeologie
Publication Year 2018
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact L Schoenmakers (VUhbs archeologie)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 13973; 11991; 916; 12182; 722365
Version 1.0
Discipline Humanities