In opdracht van de Dienst Vastgoed Defensie heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met drie aan te leggen keerwanden en vier hindernissen op de Koning Willem III Kazerne te Apeldoorn. Het veldwerk is uitgevoerd op 4 en 5 september 2014. Het gebied dat door middel van proefsleuven is onderzocht, betreft de delen van het kazerneterrein waar drie keerwanden met een totale lengte van ca. 600 m² en vier hindernissen aangelegd gaan worden. Het voornaamste doel van het proefsleuvenonderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting met betrekking tot het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Daarnaast diende vastgesteld te worden wat de aard, omvang, datering, kwaliteit en diepteligging van de mogelijk archeologische grondsporen was In het zuidelijk deel van het onderzoeksgebied zijn ter hoogte van proefsleuven 10 en 18 archeologische resten aangetroffen. De resten bestaan uit acht paalsporen, vier scherven kogelpotaardewerk, een breuksteen en twee metaalslakken. Gezien de datering van de sporen en de ligging midden op de voormalige Order Enk is geconcludeerd dat de sporen overblijfselen zijn van middeleeuwse bewoning van het buurtschap Orden. De paalsporen zijn mogelijk (voor een deel) de overblijfselen van een middeleeuwse gebouwplattegrond. Het kan hierbij gaan om een oost-west georiënteerde boerderij van het type Gasselte B met uitkubbingen. De aangetroffen metaalslak ken wijzen mogelijk op de aanwezigheid van een (laat-)middeleeuwse ijzerindustrie. In de directe omgeving is de aanwezigheid hiervan reeds aangetoond. De archeologische resten in proefsleuf 18 zijn aangetroffen op een diepte van 1,3-1,4 m -Mv. Er wordt derhalve aanbevolen om ter plaatse van de hier geplande hindernis (hindernis 4), met inachtneming van een bufferzone van 25 cm, de bodem niet dieper te verstoren dan 1,05 m -Mv (tot gemiddeld 30,2 m +NAP). Wanneer de archeologische resten niet op deze manier behouden kunnen blijven, wordt geadviseerd om bij het uitgraven van de fundering ten behoeve van hinder nis 4 een archeologische begeleiding (conform protocol opgraven) te laten uitvoeren. Tijdens de archeologische begeleiding kunnen archeologische sporen worden opgetekend en opgegraven. Voor de overige aan te leggen hindernissen (hindernissen 3, 5 en 13), alsmede voor de aan te leggen keerwanden wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen.
