De samenstelling van de natuurlijke ondergrond zal in het zuidoostelijke deel van het plangebied sterk variëren omdat in de ondergrond gestuwde afzettingen aanwezig zijn. Hierdoor kunnen diverse afzettingen dagzomen van grindrijk tot grindarm, grof- en fijnzandig sediment. In het noordwestelijke deel van het plangebied wordt een meer uniforme samenstelling verwacht van de smeltwaterafzettingen bestaande uit (grindhoudend) grof zand. In de gestuwde afzettingen (zuidoostelijke deel) zijn naar verwachting holtpodzolgronden ontwikkeld en in de smeltwaterafzettingen haarpodzolgronden (noordwestelijke deel). In het plangebied worden bodemverstoringen verwacht vanwege de aanleg van de kazerne.Op basis van de landschappelijke ligging op de flank van de stuwwal op de overgang naar de smeltwaterwaaier en vondsten in het plangebied worden archeologische resten verwacht.In het plangebied worden op basis van de landschappelijke ligging en vondsten in de omgeving met name nederzettings- en begravingsresten uit het Laat-Neolithicum tot en met de IJzertijd verwacht. Dergelijke vindplaatsen kunnen zich over honderden tot duizenden vierkante meters uitstrekken. Ook moet rekening worden gehouden met resten uit latere perioden, de Romeinse tijd tot en met de Volle-Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw). Tot slot is er een specifieke verwachting voor restanten van een schans in het noordwestelijke deel van het plangebied. Restanten daarvan kunnen bestaan uit een gracht, loopgraven e.d.Op basis van het bodemtype (podzolbodem) wordt het archeologische sporenniveau onder de recent (verstoorde) bodem verwacht vanaf ca. 30 cm beneden maaiveld. Graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 30 cm vormen dus een bedreiging voor het archeologische bodemarchief. Restanten van de schans kunnen al vanaf het maaiveld aangetroffen worden.Op basis van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een hoge archeolo¬gische verwach¬ting. De kans op een intacte archeologische vindplaats is echter kleiner vanwege de verwachte bo-demverstoringen.Het advies is om voor de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats op deze locatie een verkennend booronderzoek uit te voeren. Met dit onderzoek wordt de bodemopbouw en de intactheid daarvan in kaart gebracht. De oppervlakte van de hoge verwachtingszone (totale plange-bied) bedraagt ca. 29 ha. Op de locaties waar daadwerkelijk bodemingrepen zijn gepland en het potentiële archeologische niveau wordt bedreigd, zal vervolgonderzoek nodig zijn om daadwerkelijke de aan- of afwezigheid van archeologische resten aan te tonen. Dit onderzoek kan afhankelijk van de aard van de verwachte archeologische resten en de terreinmogelijkheden plaatsvinden in de vorm van een karterend booronderzoek of proefsleuvenonderzoek.Restanten van de verdedigingslinie zijn lastig om op te sporen door middel van een booronderzoek. Sporen van bijvoorbeeld een droge gracht/greppel lijken namelijk sterk op recente verstoringen. Het voorstel is om een proefsleuvenonderzoek uit te voeren om de aan- of afwezigheid van restanten van de linie en de schans in het plangebied vast te stellen. Geadviseerd wordt om de sleuven loodrecht op de linie te graven en ter hoogte van de schanslocatie.Punt van aandacht is de aanwezigheid van explosieven. Zowel door het jarenlange gebruik als militair oefenterrein als door het bombardement in de Tweede Wereldoorlog kunnen explosieven in de bodem terecht zijn gekomen. De aanbeveling is om voorafgaand aan het archeologische (boor)onderzoek een vooronderzoek voor het opsporen van conventionele explosieven uit te voeren om vast te stellen of in (een gedeelte van) het plangebied CE kunnen worden verwacht en zo ja, wat het advies is met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden.