Naar aanleiding van het voornemen van de gemeente om tot uitbreiding over te gaan van de begraafplaats Almere-Haven is aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) opdracht verstrekt tot het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek (IVO) van het terrein door middel van grondboringen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Almere. De boringen zijn gezet door medewerkers van het bureau Axion-Archeotech. De archeologische begeleiding is gedaan door dr. H. Buitenhuis (ARC bv). De veldwerkzaamheden vonden plaats op 24 januari 2005.Conclusie en aanbeveling:In dit onderzoek is vooral aandacht besteed aan de bovenkant van het pleistocene zand. Dit zand ligt op een diepte van 4,50 tot 5,40 m beneden NAP. Omdat er echter een laag van bijna 1,50 m zand op het vroegere maaiveld lijkt te zijn opgebracht is de natuurlijke diepte van het pleistocene zand slechts 3,00 tot 3,50 m beneden het natuurlijk maaiveld. Het pleistocene zand wordt scherp tot abrupt afgedekt door een 10 cm dikke laag van zwak tot matig venige klei. Het zand is sterk grindig. In de meeste residuen wordt ook grof grind gevonden. De grote hoeveelheden grind in het pleistocene zand duidt er op dat dit een fluviatiele afzetting is. Het is waarschijnlijk dat dit zand tijdens het pleistoceen is afgezet door de rivier de Eem. De hoogtekaart van het pleistocene zand laat zien dat hier mogelijk sprake is van een oeverwal. Deze zou gelijk kunnen zijn aan de ‘dekzandrug’ die oostelijk van het terrein als gebied met een hoge archeologische verwachting is gepostuleerd.Het ontbreken van een bodem in het zand, de abrupte overgang naar een venige klei, en pas nadien de veengroei, duidt er op, dat in het verleden het zand is overspoeld waarbij de top van het zand is verdwenen. Na deze hoogenergetische periode heeft het gebied onder water gestaan waardoor zich klei heeft kunnen afzetten.Daarna heeft zich veen ontwikkeld. Door dit in eerste instantie hoogenergetisch proces is de top van het pleistocene zand verstoord. Er zijn geen indicatoren dat er resten van menselijke activiteiten aanwezig zijn.Uit het onderzoek blijkt, dat de bovenkant van het pleistocene zand over het hele terrein is verstoord. Gezien de voorgenomen werkzaamheden, het opwerpen van terpen voor gebruik als begraafplaats, is het onwaarschijnlijk dat de pleistocene ondergrond door de geplande ontwikkeling wordt verstoord. Er heeft vooralsnog geen verstoring plaatsgvonden anders dan in de gezette boringen. Er is daarom geen archeologisch bezwaar tegen de voorgenomen activiteiten.
Date: 2004