De geïnterviewde maakt deel uit van de ervaringsgemeenschap van kloosterzusters (de Tilburgse Zusters van Liefde) die ondanks een gedeelde kloostercultuur (vaste dagorde en tijdstippen voor alles, vaste zwijguren en stipte gehoorzaamheid) in de verschillende huizen van de congregatie de oorlog verschillend hebben beleefd.Anna Maria Nieuwboer, kloosternaam Nicolina, geboren 06-01-1920Deel 100:00:27 – Zr. Nicolina vertelt over haar familieachtergronden en over de tijd dat ze de kweekschool van de zusters van Liefde in Oerle volgde en daar ook nog enige tijd lesgaf.00:07:00 - In Oerle maakte ze als onderwijzeres het uitbreken van de oorlog mee.00:12:38 - Tijdens haar noviciaat in Tilburg merkte ze weinig van oorlog.00:17:00 - Pas achteraf hoorde ze dat er joodse zusters waren die door het bestuur speciaal naar het moederhuis werden gehaald.00:19:30 - In 1943 werd ze naar Amsterdam verplaatst om les te geven aan de Piusschool aan de Prinsengracht. Op de heenreis smokkelde ze geld mee in haar habijt, bestemd voor Amsterdam.00:26:50 - Sommige zusters kregen hongeroedeem en ook TB als gevolg van de honger. De Piuscommuniteit was een grote communiteit van zo’n tachtig zusters, voor wie er onvoldoende eten was. Over lichamelijke problemen werd echter niet gepraat.00:27:59 - Vanuit haar kloosterraampje was zuster Nicolina ooggetuige van een afrekening op de gracht: Duitsers die een verzetsgroep neerschoten.00:31:00 - Op school moesten de zusters kinderen opvangen die gedwongen getuigen waren geweest van executies op het Weteringplein.00:35:02 - Toen het eten steeds schaarser werd, moest zij als jonge zuster met een medezuster na school met een fiets op pad om eten te vragen bij de boeren in de polder. Regelmatig werd hen dat geweigerd omdat men aan hun habijt direct kon zien dat ze katholiek waren en dus niet van ‘onze eigen gezindte’. Door de honger kregen zeker zeven zusters hongeroedeem. De overste besloot de jongere zusters meer te geven dan de ouderen, wat spanningen opleverde. Door het silentium en de onderlinge zwijgcultuur kon daar niet over gesproken worden.00:40:33 einde deel 1Deel 200:01:01 – Ze vertelt hoe ze aan haar kloosternaam is gekomen.00:02:30 - Toen het eten steeds schaarser werd, moest zij als jonge zuster met een medezuster na school met een fiets op pad om eten te vragen bij de boeren in de polder. Regelmatig werd hen dat geweigerd omdat men aan hun habijt direct kon zien dat ze katholiek waren en dus niet van ‘onze eigen gezindte’. Door de honger kregen zeker zeven zusters hongeroedeem. De overste besloot de jongere zusters meer te geven dan de ouderen, wat spanningen opleverde. Door het silentium en de onderlinge zwijgcultuur kon daar niet over gesproken worden.00:06:00 - Met de moeder overste hadden ze het getroffen, die kwam uit de Jordaan en was naar Nicolina’s zeggen ‘een echte zakenvrouw’, die via ruilhandel allerlei spullen wist te krijgen. Ook liet de overste liet de luiken van de zolder openstaan, zodat bij razzia’s halfjoodse buurjongens over de daken het klooster in konden vluchten.00:14:05 – Ze vertelt over de onderlinge sfeer in het klooster.00:16:05 – over het gebedsleven, dat zoveel mogelijk gewoon doorging. Ook het schoolleven ging door, al waren er wel spanningen rond een NSB-leerling of een kleindochter van een Joodse vrouw. De ouders van het meisje waren weggevoerd.00:27:01 – Ze vertelt dat ze bij de kinderen de gevolgen kon merken van het voedseltekort.00:29:03 – Ze vertelt over het brandstoftekort en hoe oudere zusters toch per se in de onverwarmde kapel wilden bidden, en daar een longontsteking opliepen.00:37:01 – Nogmaals over de honger, en hoe oudere zusters soms minder kregen dan de jongere; daarover ontstond onderling soms wrijving.00:39:10 - einde deel 2Deel 300:00:00 – Ze vertelt hoe weinig contact er was met de andere huizen van de congregatie.00:06:03 – Onderling wisten de zusters weinig van elkaars familieachtergrond, maar in de oorlog was het soms moeilijk, want men dacht ook veel aan thuis en hoe het daar zou gaan.00:07:56 - Op Bevrijdingsdag maakte ze mee dat er vanuit een hotel nog Duitsers begonnen te schieten.00:10:04 – Ze vertelt hoe langzamerhand geëvacueerde kinderen terug naar school kwamen.00:15:59 – Ze vertelt over haar geloof tijdens de oorlogsjaren. Ze vroeg zich soms af waarom God de oorlog kon toelaten.00:28:40 – Einde deel 3.
Date Submitted: 2010-04-16
Van 1942 tot de bevrijding zorgde zuster Julia voor een Joods echtpaar dat zat ondergedoken in de kelder van bejaardentehuis Sint Jacob in Amsterdam. Behalve moeder-overste wist niemand van de onderduikers af. Tussen zuster Julia en het Joodse stel ontstond een vriendschap, die ook na de oorlog standhield. Elke week kwam het echtpaar Julia een grote doos chocola brengen die zij, tegen de regels in, niet afgaf maar uitdeelde.In dit project zijn acht kloosterzusters geïnterviewd. Hen is gevraagd welke gevolgen de oorlog had voor hun relatief besloten en volgens een strikte dagorde georganiseerde gemeenschap. Tot nu toe overheerst het beeld van de ‘ideale, want opofferingsgezinde oorlogszuster’. Maar uit de interviews blijkt dat sommige zusters, al dan niet gedwongen, de bezetter ook hebben geholpen. Niet iedere zuster kon daar even makkelijk mee omgaan. De verhalen maken zichtbaar dat zusters ook een rol speelden in de opvang van vluchtelingen, (Joodse) onderduikers en gewonde soldaten. De spanningen die dit met zich mee bracht in deze besloten zustergemeenschappen blijft niet onbesproken.