Binnen de vloeivelden bevindt zich een pakket bezinksel (tarragrond) met een dikte van veelal tussen 0,5 en 2,5 m en soms meer dan 3,5 m. Buiten de vloeivelden is de bodem veelal verstoord tussen 0,3 en 1,6 m -Mv. De verstoringsdiepte binnen het gehele plangebied varieert tussen -0,8 en dieper dan -3 m NAP. In een boring langs het Hoendiep is ondoordringbaar puin waargenomen, vermoedelijk behorende bij een voormalige boerderijplaats uit het begin van de 19e eeuw. Ten noorden van de spoorlijn is in een boring op beton gestoten. Mogelijk gaat het om een nog onbekende bunker uit de tweede wereldoorlog.In het westelijke deel van het plangebied bestaat de ondergrond uit dekzand op keileem. In de diepste delen van de vloeivelden is de top van het dekzand verstoord. Daarbuiten is het dekzand veelal intact met een (podzol)bodem. Op de een reliëfkaart van het dekzand (zie kaartbijlage 4) is de rug van Tynaarlo duidelijk herkenbaar aan de westzijde van het plangebied. Binnen het plangebied ligt de top het hoogst in de noordwesthoek, op ca. -1,5 m NAP. Ten oosten van de rug van Tynaarlo ligt een tweede parallelle rug, waarvan het hoogste deel op ca. -2,0 m NAP ligt. Tussen beide ruggen is een laagte aanwezig waar het dekzand veelal tussen -3,5 en -4,0 m NAP ligt. In de uiterst zuidoostelijke hoek bereikt het dekzand een diepte van -4,7 m NAP. Boven het dekzand ligt vaak een 0,05 tot meer dan 1 m dik veenpakket. Daarboven of direct boven het zand bevindt zich een homogeen kleipakket. In de oostelijke helft van het plangebied is het krekenstelsel te vervolgen dat ten zuiden van het plangebied nog in het landschap herkenbaar is. In de ondergrond bevinden zich geulen en oeverzones, gekenmerkt door gerijpte klei. Vaak is zelfs sprake van oeverwallen, die opgebouwd zijn ui t sterk zandige klei en kleiig fijn zand. In negen boringen is een vegetatiehorizont waargenomen. Aan de noordzijde van het plangebied zijn in de klei boven de vegetatiehorizont puinspikkels waargenomen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats. Mogelijk gaat het om de voortzetting van een vindplaats uit de ijzertijd-Romeinse tijd die ten noorden van het Hoendiep, ter hoogte van de Eelderbaan is aangetroffen. Ondanks dat het gebied in gebruik geweest is als vloeiveld, blijkt het krekenstelsel aan de oostzijde van het plangebied goed bewaard te zijn gebleven en is daarmee net zo waardevol als het nog herkenbare deel ten zuiden van de spoorlijn.