SamenvattingTransect heeft in december 2011 en januari 2012 een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd naar de - mogelijke - aanwezigheid en verwachte relatieve kwaliteit van archeologische waarden op het terrein aan de Zonnebaarsweg te Eemnes (gemeente Eemnes). Aanleiding voor het onderzoek is de geplande bebouwing in het plangebied. Het plangebied heeft een omvang van circa 4700 m2. Conform het gemeentelijk beleid moet voor bodemingrepen vanaf 500 m2 en dieper dan 50 cm beneden maaiveld een archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd.Om de archeologische waarde van het plangebied te kunnen bepalen is een archeologisch bureauonderzoek (BO) en inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van verkennende boringen uitgevoerd. Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting. Dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en grondgebruik, bepalen van de kans dat binnen het plangebied archeologische resten voorkomen. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen en waar mogelijk aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door middel van veldwaarnemingen.Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied een middelhoge tot hoge archeologische verwachting heeft, voor wat betreft vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum (18.000 – 8.800 voor Chr.) tot en met de Middeleeuwen (450 – 1500 na Chr.). Het plangebied heeft een lage archeologische verwachting voor wat betreft archeologische waarden uit de Nieuwe tijd (1500 – 1950 na Chr.).Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat in het plangebied op hoofdlijnen een enkeerdgrond op verspoeld pleistoceen zand ligt. De enkeerdgrond bevat archeologische indicatoren uit de Nieuwe tijd A en/of B (1500 – 1850 na Chr.). In de top van het pleistocene substraat zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Ook is hierin geen bodemvorming herkend. Het afdekkende substraat (enkeerdgrond of mariene klei) gaat via een scherpe laaggrens over in het pleistocene zand, zodat mag worden aangenomen dat deze laatste is afgetopt.AdviesOp basis van het bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek kan worden geconcludeerd dat de archeologische verwachting van het plangebied laag is. Daarom worden geen vervolgmaatregelen geadviseerd.