Er is geen laarpodzolgrond aangetroffen, zoals op grond van het bureauonderzoek werd verwacht.Er is sprake van een zogenaamd A op C profiel, die gekenmerkt wordt door een overgangszonewaar de A- en C-horizont zijn vermengd. Boring 1 en 2 liggen aan de rand van de dekzandrug ende boringen 3-6 liggen op grond van de aangetroffen venige klei in de verspoelde dekzandvlakte.Hier is het oorspronkelijke bodemprofiel waarschijnlijk een beekeerdgrond geweest. Het gedeeltevan het plangebied dat in de verspoelde dekzandvlakte lag is opgehoogd. Dat blijkt uit hetantropogene ophogingspakket (Aap-horizont) met een dikte van 45-60 cm. Dit pakket iswaarschijnlijk in 1 keer opgebracht (en niet door plaggenbemesting ontstaan) om de relatief laaggelegen grond geschikt te maken voor landbouw. Na aftrek van het ophogingspakket blijkt hetgrondwater hier op 20-30 cm beneden maaiveld te staan, waaruit blijkt dat het om een laaggelegen en zeer nat gebied gaat. In de 19e eeuw zijn door de toenemende bevolkingsdruk vaak deaan de hoger gelegen landbouwgronden aangrenzende lager gelegen randzones opgehoogd ommeer landbouwgrond voor de voedselproductie te verkrijgen.Uit het bovenstaande blijkt dat het plangebied een lage ligging had en zeer nat was en daardoorongeschikt was voor bewoning en op grond van het historische kaartmateriaal er pas bewoningaanwezig was in de 21e eeuw.In het hele plangebied is de bodem verstoord door ploegwerkzaamheden. Vuursteenvindplaatsenvan jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepegrondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond.Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verlorengegaan. Daarnaast zijn er geen indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid eenvindplaats. De lage verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagersverzamelaarsuit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum kan daarom wordengehandhaafd.Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uitfragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporenkunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Gezien de relatief lage ligging enmatte situatie van het plangebied worden er geen nederzettingsresten verwacht. Tijdens hetbooronderzoek zijn geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op deaanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de lage verwachting uit hetbureauonderzoek om archeologische resten uit de perioden Neolithicum tot en met de Nieuwetijd aan te treffen voor het plangebied worden gehandhaafd.
Date: 2016-11-07
