Getuigen Verhalen, NSB'ers in Westerbork, Interview 10

DOI

De geïnterviewde werd in 1942 geboren. Zijn ouders zijn eind jaren ’30 lid geworden van de NSB. Zijn vader zag iets in een verenigd Europa. Hij hoopte dat dit een betere toekomst zou brengen met minder armoede en werkloosheid. In ’42 wilde zijn vader er niets meer van weten, maar er was geen weg terug. Hij is hierna nog een tijdje in Frankrijk aan het front als hospitaal soldaat gelegerd geweest. Moeder bleef in Overschie achter met haar twee kinderen, de geïnterviewde en zijn zuster.Op Dolle Dinsdag vluchtte het gezin samen met een tante en oma naar Duitsland. De geïnterviewde herinnerde er zich er niet veel van, wel heeft hij later af en toe een nachtmerrie waarin beelden van deze periode naar boven komen. Het gezin vluchtte eerst naar Hannover, maar nadat de stad gebombardeerd werd, moesten ze wegens tekort aan eten en huisvesting ergens anders heen. In Hannover raakt de familie hem in de chaos kwijt. Hij is drie dagen zoek. Uiteindelijk vond zijn oma hem, klemzittend tussen het puin en met een aantal brandwonden op zijn benen. Ze gingen vervolgens per goederentrein naar Bremen, maar deze trein werd onderweg gebombardeerd. Het laatste stuk moest lopend worden afgelegd. Vanuit Bremen gingen ze uiteindelijk richting Drenthe. Het gezin kwam nog voor de bevrijding in Assen terecht. Ze konden terecht in een café van een ver familielid. Moeder beviel van een tweede dochter. Na de bevrijding werd het gezin door de BS opgepakt. Toen de geïnterviewde 3 jaar was werd hij samen met zijn oudste zusje naar interneringskamp Westerbork gebracht, terwijl moeder met de baby in een gevangenis in Meppel terecht kwam. Hij was er slecht aan toe. Hij was ondervoed en ziek. Hij en zijn zus kenden verder niemand in het kamp en werden naar een barak, waar alleen kinderen zaten, gebracht. Overdag waren er vrouwelijke verzorgers. ’s Nachts werden ze bewaakt door een stel mannen. Zijn zus vertelde hem later dat hij ’s nachts in een stalen kleerkast in de barak werd opgesloten. Wanneer hij de volgende ochtend weer uit de kast werd gehaald en zich bevuild had, moest zij hem in de kring naakt afspuiten. Dit was voor hem een traumatische ervaring. Ook wist zij te vertellen dat voeten kapot geslagen werden als er een poging werd gedaan om weg te lopen. Hij en zijn zus verbleven ‘vermoedelijk twee jaar’ in het interneringskamp en gingen daarna naar de omgeving van Gouda om op krachten te komen. Hier woonden zij een aantal weken bij een tante. In ’47 worden ze herenigd met moeder; ze gingen met z’n vieren op een zolderkamer bij haar ouders wonen. Het leek echter meer op een onderduik, omdat ze niet mochten laten merken daar in huis te zijn. Ook thuis is het niet makkelijk; moeder is vaak overspannen en verweet de geinterviewde van alles. Hij hoopte dat er verbetering zou komen als zijn vader werd vrijgelaten, maar dit viel tegen.Iedereen lijkt te weten dat hij een kind van een NSB’er is, hij heeft het er niet makkelijk mee. Toch probeerde hij een normaal leven op te bouwen en het verleden te vergeten. Wanneer hij echter zelf een zoon krijgt, gaat het fout; alles komt weer naar boven en hij kreeg veel last van nachtmerries. Hij zocht hulp, maar wordt in eerste instantie niet serieus genomen. Bij de geboorte van zijn tweede kind, een dochter, verergeren de geestelijke problemen zich. Zo durfde hij niet meer in een autobus of trein te stappen. Op een gegeven moment werd hij drie maanden opgenomen. Door de behandeling weet hij zijn verdriet eindelijk te uiten. Hierna begon een zoektocht naar wat er vroeger nu daadwerkelijk is gebeurd. Hij is dan ongeveer vijfendertig. Hij kreeg weinig begrip van zijn familie, vooral als hij op een gegeven moment besloot te scheiden van zijn vrouw. Later kwam hij zijn huidige vrouw tegen en met haar gaat hij verder met zijn zoektocht. In de hoop eindelijk rust te krijgen. Hij maakt tekeningen van zijn nachtmerries en probeert zo een reconstructie te maken van zijn kindertijd in de oorlog. Ook het delen van zijn oorlogservaringen met anderen in Werkgroep Herkenning lijkt gunstig te werken.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn zo'n 120.000 tot 180.000 mensen voor korte of langere tijd geïnterneerd in meer dan 120 Nederlandse interneringskampen. Ook in het voormalige doorgangskamp Westerbork werden van 24 april 1945 tot 1 december 1948 NSB'ers, Waffen-SS'ers, landwachters en andere van collaboratie verdachte personen opgesloten. Aanvankelijk waren de omstandigheden slecht. Naar de gezondheid en veiligheid van de duizenden geïnterneerden keek in de zomer van 1945 bijna niemand om. Gebrekkige leefomstandigheden, onvoldoende medische voorzieningen en zowel psychische als fysieke mishandelingen waren aan de orde van de dag. In het kamp heerste volstrekte willekeur.Getuigen van de naoorlogse internering in het kamp hebben in dit project over hun ervaringen verteld. Hun relaas geeft inzicht in het systeem van internering van collaborateurs vlak na de oorlog en maakt duidelijk hoe Nederland met zijn 'foute' landgenoten omging.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z9v-4244
Metadata Access https://ssh.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-z9v-4244
Provenance
Creator Herinneringscentrum Kamp Westerbork
Publisher DANS Data Station Social Sciences and Humanities
Contributor G Abuys
Publication Year 2010
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact G Abuys (Herinneringscentrum Kamp Westerbork)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/zip; application/msword; application/pdf
Size 31614; 382976; 521593
Version 2.1
Discipline Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture; Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture and Veterinary Medicine; History; Humanities; Life Sciences; Social Sciences; Social and Behavioural Sciences; Soil Sciences