Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen en proefsleuven bij het plangebied 't Slot Noord te Bergambacht, gemeente Bergambacht (Z.-H.)

In zijn algemeenheid kan worden vastgesteld dat het centrale gedeelte van het kasteelterrein, tijdens de sloop- en herbouwactiviteiten van het middeleeuwse kasteel, het 17e-eeuwse slot en de boerderij, dusdanig is verstoord dat hier weinig sporen van de middeleeuwse bewoning zijn overgebleven. De voorburcht lijkt echter wel intact te zijn. Deze algemene conclusies zullen hieronder worden toegelicht. Het is bekend dat, voorafgaande aan de bouw van de huidige boerderij, de donk is geëgaliseerd. Dit kan ook worden afgeleid uit de aflopende puinlagen die in alle profielen aan de rand van het kasteelterrein duidelijk zichtbaar zijn. Deze puinlagen zijn, op basis van de datering van het aanwezige aardewerk, niet ouder dan het einde van de 19e eeuw, en zullen dus in het bodemarchief zijn terecht gekomen tijdens de sloop van het slot en de bouw van de boerderij. Onder deze puinlagen bevindt zich een eveneens aflopende puinlaag. Dit pakket bevat echter minder puin en het puin is bovendien van een andere samenstelling, het bestaat namelijk uit brokstukken van kloostermoppen. Daarnaast is in dit pakket ook laatmiddeleeuws aardewerk aangetroffen. Waarschijnlijk is voorafgaand aan de bouw van het 17e-eeuwse slot het terrein eveneens genivelleerd, waarbij een deel van het puin naar de zijkanten afgeschoven is. In de werkputten 2 en 5 is zand aangetroffen dat aan de onderliggende donk kan worden toegeschreven. Ook dit wijst op egalisatie, waarbij de top van de donk is afgeschoven. Hierdoor ontstond voor het kasteelterrein een groter te bebouwen oppervlak, maar werd de slotgracht gedeeltelijk gedempt. De gevonden muurestanten bevinden zich uitsluitend aan de rand van de resterende top van de donk en ze liggen lager dan de huidige top van het terrein. Gezien de versnijdingen in het muurwerk en het niet of nauwelijks gebruiken van mortel, kan worden afgeleid dat het hier de onderste lagen van funderingen betreft. Mogelijk hebben deze funderingen behoord tot gebouwen aan de rand van het toenmalige kasteelterrein. De funderingen bevinden zich alle in lagen die laatmiddeleeuws aardewerk bevatten. Deze lagen worden overdekt door een puinlaag met daarin veel vondstmateriaal uit de Nieuwe Tijd. De afwezigheid van muurrestanten op het centrale deel is te zien als een gevolg van de nivellering van het kasteelterrein in het begin van de 20e eeuw. Alleen aan de rand van het terrein is muurwerk blijven staan, omdat dit tijdens het afschuiven van het puin van de top van het terrein bedolven werd en dus niet geheel afgebroken hoefde te worden. Een groot gedeelte van het gevonden muurwerk bestaat weliswaar uit kloostermoppen, maar gezien de vele kapotte en halve exemplaren, de variatie aan afmetingen en de hier en daar aanwezige mortel die nog aan de stenen zit, gaat het hier onmiskenbaar om hergebruik. De brokstukken zijn zo goed mogelijk in verband geplaatst, maar de grote variatie aan stenen maakte het gebruik van een duidelijk metselverband onmogelijk. Door deze ad-hoc manier van bouwen is een verdere bouwkundige analyse niet mogelijk noch zinvol. Het overgrote deel van het vondstmateriaal, dat is te associeëren met de lagen waarin de fundamenten zijn ingegraven, is van laatmiddeleeuwse origine. Deze lagen zelf kunnen uit de Late Middeleeuwen dateren, maar het hierin ingegraven muurwerk kan zeker niet ouder zijn en is waarschijnlijk jonger. Het lijkt voor de hand liggend om deze muurrestanten in verband te brengen met de herbouw van het slot in 1610. De diverse, nog bestaande, afbeeldingen van het 17e-eeuwse slot geven hier ook enige aanwijzingen voor. De positie van het fundament en het houtwerk van de beschoeiing in het westen van werkput 5 levert, vergeleken met de afbeelding van de westzijde van het slot, een eensluidend beeld op. Het gaat hier om een gebouw dat op slechts enkele meters van de slotgrachtbeschoeing stond. Gesteld kan worden dat het gevonden fundament waarschijnlijk als onderdeel van deze afgebeelde slotvleugel mag worden gezien. Het in werkput 5 gevonden muurwerk representeert restanten van funderingen. Dit kan worden afgeleid uit de bouwwijze en het gebruikte bouwmateriaal. Deze funderingen liggen vlak voor de gracht en op slechts enkele meters van de huidige inrit. Vergelijk met de historisch bekende postie van het 17e eeuwse poortgebouw bij de huidige inrit, samen met de afbeelding van het poortgebouw uit het historische onderzoek, doet vermoeden dat we hier te maken hebben met restanten van het 17e-eeuwse poortgebouw. Uit het historisch onderzoek is bekend dat dit poortgebouw zeker eenmaal is gewijzigd, wat goed overeenkomt met de gevonden restanten muurwerk, die uit verschillende periodes dateren. Naast de kloostermoppen zijn in delen van de hier aangetroffen fundamenten ook bakstenen van het Waalformaat gebruikt. Deze steen wordt ingevoerd in de 18e eeuw (Haslinghuis & Janse 1997). Als zodanig past deze steen bij de verbouwing van het slot uit 1749. Het slot van 1610 is gebouwd om te imponeren en om de rijkdom van de bewoners te etaleren. Deze statusfunctie komt op de afbeeldingen zeker tot uitdrukking, maar archeologisch rest hier weinig van. Alleen de restanten van de voor hun tijd bijzonder grote runderen en paarden geven nog een mogelijk verband aan tussen de status van het terrein met zijn bewoners en de archeologie. De gevonden fundamenten zijn op basis van de hierboven genoemde argumenten hoogstwaarschijnlijk in de 17e eeuw te plaatsen. De datering is op basis van het vondstmateriaal en door de ondefinieerbare bouwwijze echter niet eenduidig te bewijzen, waardoor niet geheel uitgesloten kan worden dat de in werkputten 2 t/m 5 gevonden fundamenten in oorsprong van laatmiddeleeuwse orgine zijn. Maar het gaat dan zeker niet om de orginele fase van het kasteel van 1250. Het zouden restanten kunnen zijn van een niet gedocumenteerde uitbreidingsfase uit de Late Middeleeuwen, met de kanttekening dat het in dit geval fundamenten betreft die daarna in situ weer zijn hergebruikt voor de bouw van het 17e-eeuwse slot. De parallellen tussen de bekende afbeeldingen van het slot en de nu gevonden muren lijken namelijk te groot om toevallig te kunnen zijn. Sporen of constructierestanten die onmiskenbaar toebehoren aan het kasteel uit 1250, zijn niet aangetroffen. Een kleine aanwijzing voor een elitaire, adellijke aanwezigheid in de 13e eeuw wordt gevormd door de aanwezigheid van het luxe hoogversierde aardewerk. Het uit de 12e – 13e eeuw afkomstige vondstmateriaal, zowel het aardewerk als de scheepsnagels, maakt echter wel duidelijk dat hier rond het begin van de Late Middeleeuwen al bewoning was. De in de proefsleuven 2 t/m 5 aangetroffen lagen veraard veen zouden heel goed restanten kunnen zijn van het middeleeuwse oppervlak. Hierin is ook het oudste aardewerk aangetroffen. Deze bewoning heeft zich dan oorspronkelijk geconcentreerd op de top van de donk, en is dus duidelijk kleiner van omvang geweest dan het latere slot en de nieuwe boerderij. Het is mogelijk dat elders op het terrein nog restanten van het kasteel uit de vroegste periode aanwezig zijn. Gezien de resultaten van het huidige onderzoek is die kans op het centrale kasteelterrein vrij klein. Lager op de huidige flanken van het terrein kunnen ongestoorde sporen uit de Volle Middeleeuwen nog zeker aanwezig zijn. Het terrein van de voorburcht is relatief onverstoord, maar de lage spoor- en vondstdichtheid doet vermoeden dat deze burcht nooit intensief is gebruikt of bewoond. Waarschijnlijk zal ergens in de omgeving wel bebouwing in de vorm van een schuur of stal hebben gestaan, maar in het huidige onderzoek zijn geen concrete aanwijzingen voor dergelijke bebouwing gevonden. De kans op bewoningssporen uit de prehistorie is erg klein, alhoewel een prehistorisch gebruik van de donk mag worden aangenomen. Door de grootschalige latere ingrepen op de donk is het waarschijnlijk dat de overblijfselen hiervan zich zullen beperken tot hier en daar een enkel stukje aardewerk en een dieper spoor.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zdk-ngc8
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-km5-fc4
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:38362
Provenance
Creator Tuinstra, S.J.; Borre, J. vanden
Publisher ARC b.v.
Contributor Bosma, K.L.B; Buitenhuis, H.; Koopstra, C.G.; ARC b.v.
Publication Year 2009
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format 81 p.; application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (4.784 LON, 51.929 LAT); Zuid Holland; 't Slot; Bergambacht; 38BZ