Laagland Archeologie heeft in oktober 2021 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Apeldoornseweg 25-27 te Hattem. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de sloop van bestaande gebouwen en de nieuwbouw van drie twee-onder-een kap woningen.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003. Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Op basis van het bureauonderzoek is er een lage verwachting voor resten uit de periode Laat-Paleolithicum tot en met Vroeg-Neolithicum. Resten uit deze periode zijn meestal op kleine dekzandkopjes nabij bronnen van vers, zoet water te vinden. In/nabij het plangebied is daarvan geen sprake. Voor de periode midden-Neolithicum tot en met Romeinse tijd kan een middelhoge verwachting worden aangehouden. De relatief hoge ligging en de aanwezigheid van droge gronden (haarpodzolgronden) maakt het gebied aantrekkelijk voor vroege landbouwers.Voor de periode Vroege Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd geldt een lage verwachting. In historische tijden is het plangebied aangegeven als onbebouwde heidegrond. Dit betekent dat het gebied langere tijd onaantrekkelijk was voor landbouw. Resten van vroegmiddeleeuwse bewoning zijn in Drenthe daarnaast hoofdzakelijk te vinden onder het plaggendek van de huidige (oudere) essen en onder de oude bewoningskernen. Het plangebied bleef onbebouwd tot 1935. Toen is er een woning gebouwd. In de jaren 70 van de vorige eeuw is er nog een woning naast gebouwd. Vanwege deze historische gegevens kan worden aangenomen dat het bodemprofiel in het westelijke deel van het plangebied verstoord is. Bij het oostelijke deel zijn minder aanwijzingen voor bodemingrepen dus daar is mogelijk nog sprake van een, deels, intacte bodem.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodem tot in de C-horizont is verstoord. De kans dat het gebied nog archeologische resten met een intacte archeologische context bevat wordt daarom laag geacht. Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren en het plangebied vrij te geven voor het aspect archeologie.De implementatie van dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Hattem. De gemeente wordt hierin vertegenwoordigd door haar deskundige, M. Klomp. Dit rapport is niet beoordeeld.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed