Resultaten en conclusie archeologische inspectie Uit de resultaten van de archeologische inspectie blijkt dat de natuurlijke bodemopbouw bestaat uit oeverwalafzettingen. Deze oeverwal is gevormd tijdens de latere ontwikkelingsfases van de Gelderse IJssel (tussen circa 600 en 1300 na Chr.). Het oeverwallichaam heeft een zeer zandige opbouw. Bodemvorming bevindt zich nog in de initiële fase (tijd is limiterende factor), waardoor alleen enige verwering/verbruining heeft plaatsgevonden als bodemvormend proces. Er zal sprake zijn geweest van een kalkhoudende ooivaaggrond, echter slechtst bij de profielen 7 en 12 is hiervan alleen nog een restant van de zwak ontwikkelde verwerings-/verbruinings-Bw-horizont aangetroffen. Een bewerkte bouwvoor/oude akkerlaag, uit de periode dat het plangebied nog binnen agrarische percelen lag (de tracés van de Kon. Wilhelminastraat en de weg Tuindorp) dan wel deel grensde aan de achtertuinen van een aantal woonpercelen die langs de Dorpsstraat lagen (het tracé van de Prins Hendrikstraat), is bij geen van de gedocumenteerde profielen aangetroffen. Een kalkhoudende ooivaaggrond wijkt als bodemprofiel niet veel af van een vorstvaaggrond, waarmee het plangebied gekarteerd is volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000). De oeverwalafzettingen zijn echter voldoende kleiig, waardoor niet gesproken kan worden van een pakket lemig fijn zand, maar juist van een pakket zwak tot sterk kleiig zand.Bij het overgrote deel van de tijdens de inspecties gedocumenteerde profielen is het oorspronkelijke bodemprofiel verstoord tot minimaal aan de top van de C-horizont of dieper, ten gevolge van waarschijnlijk eerdere uitgevoerde wegvernieuwingen in combinatie met de aanleg van kabels en leidingen (nutsvoorzieningen). Het geroerde/verstoorde deel van de bodemopbouw betreft veelal een laag cunet-/stabilisatiezand dan wel een menglaag van ontgraven grond met cunet-/stabilisatiezand, gevolgd door lagen geroerde grond die na eerder uitgevoerde wegvernieuwing dan wel na de aanleg van nutsvoorzieningen zijn teruggestort. Hieronder is veel een scherpe overgang zichtbaar naar de C(g)-horizont. De uitgevoerde archeologische inspectie heeft verder geen (in situ liggende) archeologische indicatoren opgeleverd. Tevens zijn archeologische sporen niet waargenomen.Geconcludeerd wordt dat binnen het merendeel van de onderzochte (delen van de) wegtracés van de Kon. Wilhelminastraat, de Prins Hendrikstraat en de weg Tuindorp bodemverstorende ingrepen hebben plaatsgevonden (plaatselijk diepgaand) die waarschijnlijk vooral te relateren zijn aan de aanleg van de wegtracés met bijbehorend riool en diverse andere nutsvoorzieningen (kabels en leidingen), dan wel tijdens nog recenter uitgevoerde infrastructurele werken. Lokaal is niet meer dan een restant van de zwak ontwikkelde Bw-horizont aanwezig van een oorspronkelijke ooivaaggrond. Binnen de wegtracés zijn verder geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een (behoudenswaardige) archeologische vindplaats. Hierbij dient wel gemeld te worden dat er alleen momentopnamen zijn gedaan tijdens de uitgevoerde graafwerkzaamheden.Advies Op grond van de reeds verstoorde bodemopbouw binnen het overgrote deel van het plangebied/de onderzochte wegtracés en het verder ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van een (behoudenswaardige) archeologische vindplaats adviseert Econsultancy om bij toekomstige graafwerkzaamheden binnen het plangebied/de onderzochte wegtracés (wegreconstructies/aanleg van kabels en leidingen), in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (artikel 5.10 Erfgoedwet juli 2016) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevals-vondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort (ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682). Het verdient aanbeveling ook de regioarcheoloog (de heer H.G. Pape-Luijten) en de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Voorst (de heer W. van Oorschot) hiervan per direct in kennis te stellen.
Date Accepted: 19-11-2020
Date Accepted: 2020-11-19