Conditionering A13/A16 Rotterdam; werkpakket 23: archeologie; gemeente Rotterdam en Lansingerland; archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (verkennende en deel karterende fase

DOI

Resultaten verkennend onderzoek (locatie II en Ommoordse Veld)Het verkennende onderzoek op de locaties II en Ommoordse Veld heeft een goed beeld opgeleverd van de bodemopbouw en de daarin aanwezige potentiele archeologische niveaus. In beide locaties zijn vroeg-holocene rivierafzettingen aangetroffen. Voor de oevers van deze voormalige rivierlopen geldt een middelhoge verwachting voor archeologische vindplaatsen uit het Mesolithicum. Op een hoger niveau zijn op beide locaties ook geulafzettingen van de Gouderak stroomgordel aangetroffen.Op de eventueel aanwezige oevers van de geulen van deze stroomgordel kunnen bewoningssporen uit het Mesolithicum en Neolithicum aanwezig zijn. Voor dit niveau geldt een middelhoge verwachting.Op de locatie Ommoordse Veld is daarnaast een rivierduin aangetroffen. Voor dit duin geldt een hoge verwachting voor bewoningssporen uit het Mesolithicum en eventueel het Neolithicum. Voor deze landschappelijke eenheden wordt een karterend booronderzoek geadviseerd.Resultaten karterend onderzoekIn tegenstelling tot de verwachting op basis van het verkennend booronderzoek heeft het karterende booronderzoek op de locaties I-IV geen concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologischevindplaatsen opgeleverd. De bodemopbouw van locatie I, II en grote delen van locatie III komt goed overeen met het beeld van het verkennende onderzoek. In locatie I is inderdaad sprake van een pakket getijdenafzettingen waar in de top een laklaag is gevormd. In en onder deze laklaag zijn geenarcheologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de karterende boringen blijkt niet eenduidig dat er sprake is van een getijden kreekgeul. Mogelijk bevindt deze geul zich niet ten noorden van de locatie. In het westelijke deel van locatie II is wel degelijk sprake van een getijde geul, die zich diep in de onderliggende afzettingen heeft ingesneden. Echter ook op deze locatie is in de getijdenafzettingengeen archeologisch materiaal aangetroffen. De verwachte rivierduin is in locatie III niet aangetroffen.Wel is er in de gehele onderzochte locatie sprake van bedding en oeverachtige afzettingen van de Gouderak of Zuidplas stroomgordel. Deze fluviatiele afzettingen strekken zich tot buiten het onderzochte gebied uit. In het noordwestelijke deel van de locatie lijkt sprake van een jonger deel van de stroomgordel. De top van de oeverafzettingen bevindt zich hier een stuk hoger. Echter het beddingzand bevindt zich hier op vergelijkbare diepte of zelf dieper. Dit spreekt een jonger fase van de stroomgordel tegen. Hoewel er in de top van deze fluviatiele afzettingen houtskool is aangetroffen is gezien het feit dat het om relatief geringe hoeveelheden gaat zonder duidelijke clustering en er geen sprake is van ander vondstmateriaal geen sprake van concrete aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen op deze locatie.In locatie IV is in tegenstelling tot wat verwacht werd geen sprake van een crevasse. Er is wel sprake een zandige getijdengeul. Mogelijk houdt deze geul verband met de Zuidplas en/of Gouderak stroomgordel. Naast een zandige getijdengeul, die niet goed te vervolgen is binnen de locatie, hetgeen verklaard kan worden door het feit dat deze smal is ten opzichte van het gehanteerde boorgrid, lijkt er op basis van de boringen sprake te zijn van kleiige gevulde getijdengeulen. Op een dieper niveau isbinnen locatie IV een groot aantal boringen sprake van kom- en oeverafzettingen van een vroeg-holocene stroomgordel. In de top van deze afzettingen bevindt zich in veel boringen een laklaag. In dezelaklaag is in een aantal boringen houtskool aangetroffen. Het is niet duidelijk of dit houtskool verband houdt met een vindplaats in de directe omgeving of van elders aangevoerd dan wel natuurlijk gevormdhoutskool betreft. Er zijn geen aanwijzingen voor rivierduintoppen op deze locatie aangetroffen.Op basis van het ontbreken van concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de karterende boringen blijkt niet eenduidig dat er sprake is van een getijden kreekgeul. Mogelijk bevindt deze geul zich niet ten noorden van de locatie. In het westelijke deel van locatie II is wel degelijk sprake van een getijde geul, die zich diepin de onderliggende afzettingen heeft ingesneden. Echter ook op deze locatie is in de getijdenafzettingen geen archeologisch materiaal aangetroffen. De verwachte rivierduin is in locatie III niet aangetroffen.Wel is er in de gehele onderzochte locatie sprake van bedding en oeverachtige afzettingen van de Gouderak of Zuidplas stroomgordel. Deze fluviatiele afzettingen strekken zich tot buiten het onderzochte gebied uit. In het noordwestelijke deel van de locatie lijkt sprake van een jonger deel van de stroomgordel. De top van de oeverafzettingen bevindt zich hier een stuk hoger. Echter het beddingzand bevindt zich hier op vergelijkbare diepte of zelf dieper. Dit spreekt een jonger fase van de stroomgordel tegen. Hoewel er in de top van deze fluviatiele afzettingen houtskool is aangetroffen is gezien het feit dat het om relatief geringe hoeveelheden gaat zonder duidelijke clustering en er geen sprake is van ander vondstmateriaal geen sprake van concrete aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen op deze locatie.In locatie IV is in tegenstelling tot wat verwacht werd geen sprake van een crevasse. Er is wel sprake een zandige getijdengeul. Mogelijk houdt deze geul verband met de Zuidplas en/of Gouderak stroomgordel. Naast een zandige getijdengeul, die niet goed te vervolgen is binnen de locatie, hetgeen verklaard kan worden door het feit dat deze smal is ten opzichte van het gehanteerde boorgrid, lijkt er op basis van de boringen sprake te zijn van kleiige gevulde getijdengeulen. Op een dieper niveau isbinnen locatie IV een groot aantal boringen sprake van kom- en oeverafzettingen van een vroeg-holocene stroomgordel. In de top van deze afzettingen bevindt zich in veel boringen een laklaag. In dezelaklaag is in een aantal boringen houtskool aangetroffen. Het is niet duidelijk of dit houtskool verband houdt met een vindplaats in de directe omgeving of van elders aangevoerd dan wel natuurlijk gevormdhoutskool betreft. Er zijn geen aanwijzingen voor rivierduintoppen op deze locatie aangetroffen.Op basis van het ontbreken van concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt geen vervolg van het archeologische onderzoek in de gekarteerde zones (locatie I-IV) geadviseerd.

Date: 28/07/2014 (veldwerk)

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-244-ftf3
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-244-ftf3
Provenance
Creator B. Jansen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor j.w. Brand; RAAP Archeologisch Adviesbureau
Publication Year 2017
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact j.w. Brand (Raap Archeologisch Adviesbureau)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 10268; 10280; 817; 3408; 12499446
Version 1.0
Discipline Humanities