Van het ootspronkelijke podzolprofiel is in slechts enkele boringen nog een restant van de B-horizont over (boornummers 1, 3, 9, 10, 21, 23, 38, 41 en 43). Deze dunne laag bevindt zich voornamelijk in het zuidoosten van het plangebied. De diepte van de C-horizont varieert tussen de 20 tot 125 cm onder het huidige maaiveld. Ten noorden van boring 40, die een tot de C-horizont vermengde bodem liet zien, is een stuk verbrand steen aan het oppervlak gevonden. Er zijn in de boringen of aan het oppervlak verder geen archeologische indicatoren aangetroffen.In het zuidoosten, waar boringen 1, 3, 9, 10 en 43 zich bevinden, is de bovengrond moerig en Hgt de B-horizont over het algemeen wat dieper onder het maaiveld dan op de overige boorlocaties. De kans dat zich op dit lage terreindeel onverstoorde archeologische grondsporen bevinden is klein. Die zijn op de wat hoger gelegen delen van het plangebied te verwachten, namelijk meer noordelijk. Hier is de B-horizont echter over grotendeels vermengd of verstoord, op enkele boorlocaties zelfs tot in de C-horizont. Eventueel aanwezige archeologische grondsporen zullen hier sterk zijn aangetast of geheel zijn verdwenen.