In opdracht van BMN Bouwkundig Adviesbureau heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Kortelaan 20 in Maarssen (gemeente Maarssen). In het plangebied zal een hofje met zes woonhuizen worden gebouwd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.Het plangebied sterkt zich uit op de oostelijke oeverwal van de Vecht. Door de hoge ligging en goede natuurlijke ontwateringen werden stroomruggen in het verleden als woongebied door de mens uitgekozen. Op basis van de datering van stroomgordel van de Vecht worden binnen het plangebied archeologische resten vanaf de IJzertijd tot en met de Middeleeuwen in de oever- en beddingafzettingen van de Vecht verwacht. Hierop worden resten uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe Tijd verwacht.Archeologische resten vanaf de ijzertijd tot en met de Middeleeuwen worden op basis van het booronderzoek van het ADC uit 2008 verwacht vanaf ongeveer 50 cm -mv op en in de bedding- en of oeverafzettingen van de Vecht. Deze resten zijn meestal volledig afgedekt door jongere afzettingen. De archeologische laag bestaat uit een vermenging van onder meer kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot met het oorspronkelijke substraat. De meeste typen archeologische resten (bot, houtskool, aardwerk, metaal) zullen door de natte en zuurstofloze condities goed zijn geconserveerd. Bovendien is er een grotere kans dat ze buiten het bereik van moderne landbouwactiviteiten zijn gebleven.Aan en direct onder het maaiveld worden archeologische resten verwacht uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De vondstenlaag van deze resten zal zich niet dieper bevinden dan ca. 30 cm beneden het maaiveld. Organische resten en bot zullen door de boven het hoogste grondwaterpeil (40 - 80 cm ? mv; grondwatertrap VI) heersende relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd.Andere type indicatoren (aardwerk) zijn waarschijnlijk matig goed geconserveerd. Het complextype en de omvang van eventuele archeologische resten kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens.Teneinde de verwachting uit het bureauonderzoek te toetsen werd in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek (specificatie VS03) uitgevoerd.Tijdens het verkennend booronderzoek is vanaf het maaiveld tot een diepte van circa 100 cm -mv een verstoorde bodem aangetroffen, getuige het aantal sintels, puinresten en baksteenfragmenten. Daaronder zijn in alle boringen oeverafzettingen van de Vecht aangetroffen; de top van deze afzettingen lijkt echter verstoord. De top van de oever manifesteert zich als sterk sitige klei en meer naar onderen toe wordt het zandiger en zijn kleilagen aanwezig. In boring 3 is op de oeverafzettingen een 50 cm dikke laag matig siltige klei waargenomen. Deze laag wordt geïnterpreteerd als komafzettingen van de Vecht. In boring 5 is op de oeverafzettingen een laag veen aanwezig. Vanaf circa 230 cm -mv zijn de matig grove beddingafzettingen van de Vecht aangetroffen. Tijdens het karterend booronderzoek zijn in de verschillende relevante archeologische niveaus geen archeologische waarden aangetroffen.ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet.
Kortelaan 20 te Maarssen