Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een karterend booronderzoek. De aangetroffen bodemopbouw bestaat vanaf het maaiveld tot circa 60 cm-mv uit een bouwvoor met gemengde verploegde overgangshorizont (A/C) op een ondergrond van matig fijn dekzand. In boring 1 is onder de bouwvoor en de kunstmatige ophgoing een restant van een dunne oude akkerlaag/teeltlaag op een ondergrond van dekzand aangetroffen. Een beekeerdgrond of een (veld)podzolbodem is niet aangetroffen. Het terrein is in het subrecente verleden gediepploegd of gewoeld en daarna opgehoogd met grond van elders. Door deze werkzaamheden is de oorspronkelijke bodemopbouw verloren gegaan. Met deze werkzaamheden zijn ook eventuele (restanten van) archeologische vindplaatsen verloren gegaan. Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij geen intacte bodems en geen archeologisch relevante indicatoren zijn aangetroffen, is er geen reden om archeologische waarden aan te kunnen treffen in het plangebied. Er zijn voor de archeologie geen gevolgen vanuit de voorgenomen bodemingrepen (afgraven c.q. ophogen van de bestaande ondergrond met 80 cm). Wat betreft landschappelijke ligging en verwacht oorspronkelijk bodemtype geeft het booronderzoek geen overeenstemmend beeld met dat wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek. De lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten vanaf het Laat Paleolithicum wordt door het veldonderzoek bevestigd.