KSP Archeologie heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase (IVO-(O)verig); booronderzoek) uitgevoerd voor de locatie van de woonwijk De Ooi aan de Betula-, Ribes-, Prunustraat, Van Tuyllplien en Notenstraat in Doesburg (gemeente Doesburg). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de herbouwplannen van de woonwijk.
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Naar aanleiding van de resultaten van het bureauonderzoek is deze verwachting per deelgebied nader gespecificeerd per periode.
Deelgebied 1 (Betulastraat)
Op basis van de landschappelijke ligging binnen een laatglaciale riviervlakte afgedekt met holocene komkleien van de Oude IJssel, crevasseafzettingen van de IJssel en ophogingspakket ten behoeve van de woningbouw in de jaren 60 van de 20e eeuw is aan het deelgebied een onbekende verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Midden-Neolithicum. Aan het deelgebied is een lage verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het Laat-Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. Op basis van de historische ontwikkeling is een lage verwachting voor bewoningsresten vanaf de Nieuwe Tijd toegekend.
Deelgebied 2 (Notenstraat) en noordelijke deel van deelgebied 3 (Prunusstraat)
Op basis van de landschappelijke ligging binnen de holocene stroomgordel van de Oude IJssel, die is afgedekt met ophogingspakket ten behoeve van de woningbouw in de jaren 60 van de 20e eeuw, is aan het deelgebied een middelhoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit de Midden-Bronstijd tot en met de Late Middeleeuwen. Op basis van de historische ontwikkeling is een lage verwachting voor bewoningsresten vanaf de Nieuwe Tijd toegekend.
Zuidelijk deel van deelgebied 3 (Ribesstraat)
Op basis van de landschappelijke ligging binnen een laatglaciale riviervlakte, eventueel afgedekt met holocene komkleien van de Oude IJssel, crevasseafzettingen van de IJssel en ophogingspakket ten behoeve van de woningbouw in de jaren 60 van de 20e eeuw is aan het deelgebied een onbekende verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Midden-Neolithicum. Aan het deelgebied is een lage verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het Laat-Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen. Op basis van de historische ontwikkeling is een lage verwachting voor bewoningsresten vanaf de Nieuwe Tijd toegekend.
Vervolgens is deze verwachting getoetst door middel van een inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Uit het booronderzoek is gebleken dat onder de crevasseafzettingen vanaf 80-130 cm -mv poldervaaggronden aangetroffen. Deze zijn kenmerkend voor laag gelegen en relatief natte gebieden en zijn ongeschikt voor bewoning. Ook de daarboven gelegen zandige crevasseafzettingen maakten tot het begin van de jaren 60 van de 20e eeuw onderdeel uit van een drassig gebied dat ongeschikt was voor bewoning. De diepere ondergrond van het plangebied (160-210 cm -mv) bestaat uit zandige pleistocene beddingafzettingen zonder bodemvorming, waarop geen eolische afzettingen aanwezig zijn. Deze zijn afgedekt door holocene komkleien van de Oude IJssel en de Rijn. Daarop zijn vanaf de Romeinse Tijd tot en met de Vroege Middeleeuwen zandige crevasseafzettingen van de IJssel afgezet, waarbinnen de Oude IJssel, hoofdzakelijk binnen deelgebied 2 (Notenstraat) heeft gemeanderd en zeer waarschijnlijk voor het grootste deel niet is gefundeerd tot in de pleistocene ondergrond. Er zijn geen geulen van de Oude IJssel aangetroffen. Gezien het ontbreken van bodemvorming in de dieper gelegen pleistocene zandige beddingafzettingen en de natte omstandigheden voor de daarboven gelegen komkleiafzettingen en zandige crevasseafzettingen worden er geen archeologische vindplaatsen binnen de deelgebieden verwacht. Op basis hiervan is de onbekende verwachting voor deelgebied 1 en het zuidelijke deel van deelgebied 3 voor vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Neolithicum naar laag bijgesteld. Voor deelgebied 2 en het noordelijke deel van deelgebied 3, waar geen vindplaatsen uit deze periode werden verwacht, is de verwachting naar laag bijgesteld. Voor de deelgebieden 1 en het zuidelijke deel van deelgebied 3 blijft de lage verwachting voor nederzettingsresten dan wel bewoningresten uit de perioden Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd gehandhaafd. Voor de deelgebieden 2 en het noordelijke deel van deelgebied 3 is de middelhoge verwachting voor nederzettingsresten bijgesteld naar laag. De lage verwachting voor nederzettingsresten dan wel bewoningresten uit de perioden Late IJzertijd tot en met de Nieuwe Tijd blijft voor deze deelgebieden gehandhaafd.
Op grond van de ongunstige landschappelijke condities binnen het plangebied en daarmee lage archeologische verwachting adviseert KSP Archeologie geen archeologisch vervolgonderzoek.