Er zijn geen resten van een leek-/woudeerdgrond aangetroffen. De bovenste 100-135 cm van de bodem bestond uit een opgebracht pakket grond. Waarschijnlijk is de bodem in het verleden tot deze diepte afgevlet voor de kleiwinning ten behoeve van de baksteen-/pannenindustrie. Dit betekent ook dat eventueel aanwezige vindplaatsen vanaf de IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd grotendeels zullen zijn verdwenen, voor zover zij überhaupt in het plangebied aanwezig waren. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats. Daarnaast zijn ook geen beddingafzettingen van de Oude Rijn aangetroffen, waardoor het plangebied niet binnen de stroomgordel van de Oude Rijn ligt, waarop de hoge verwachting is gebaseerd die op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingkaart staat aangegeven. In het plangebied zijn vooral komafzettingen van de Oude Rijn aangetroffen, die minder/niet geschikte voor bewoning zijn in vergelijking tot de oever- en beddingafzettingen van de Oude Rijn. Het plangebied ligt aan een buitenbocht van de Oude Rijn, wat mogelijk verklaard waarom hier geen beddingafzettingen aanwezig zijn. Of er oeverafzettingen van de Oude Rijn aanwezig zijn geweest kan door het afvletten niet meer achterhaald worden. Hoewel oeverafzettingen, die meestal uit zandige klei bestaan, niet geschikt zijn voor de baksteenindustrie en aangezien er klei is gewonnen deze waarschijnlijk niet in het plangebied zijn afgezet.Aangezien niet onder de woningen kon worden geboord is het onduidelijk of hier wel beddingafzettingen van de Oude Rijn te verwachten zijn. De eigenaar (dhr. M. Corts) gaf aan dat bij de aanleg van een kleine kelder onder woning 69b alleen klei is aangetroffen, waaruit kan worden geconcludeerd dat ook hier geen beddingafzettingen van de Oude Rijn aanwezig zijn.Het ontbreken van beddingafzettingen van de Oude Rijn betekent dat de verwachting geen uit het bureauonderzoek voor de perioden Laat-Paleolithicum tot en met Bronstijd moet worden bijgesteld naar onbekend voor de periode Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum (dus niet geërodeerd en onbekend hoe het pleistocene oppervlak eruit heeft gezien) en naar laag voor de periode Neolithicum-Bronstijd vanwege de natte situatie en laag gelegen ligging in een komgebied tijdens deze periode, waardoor het plangebied ongeschikt is voor bewoning.De hoge verwachting uit bureauonderzoek voor de periode IJzertijd tot en met Vroege-Middeleeuwen kan op grond van het booronderzoek (afgevlet, geen archeologische indicatoren aangetroffen, ontbreken van beddingafzettingen en dus geen stroomgordel van de Oude Rijn) worden bijgesteld naar laag.De lage verwachting uit het bureauonderzoek voor de periode Late-Middeleeuwen tot en met Nieuwe tijd kan op grond van het booronderzoek (afgevlet, geen indicatoren) worden gehandhaafd.
Issued: 2015-10-17