In opdracht van Waterschap De Dommel heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in februari 2015 een cultuurhistorisch adviesdocument opgesteld voor plangebied de Buulder Aa in de gemeenten Cranendonck en Heeze-Leende (Sprengers, 2015). Onderhavig onderzoek was noodzakelijk in het kader van de toekomstige bestemmingsplanwijziging voor het plangebied. Dit adviesdocument is recent beoordeeld door het bevoegd gezag (Berkvens, 2015).Als algemene aanbeveling uit dit beoordelingsadvies gold dat de archeologische en cultuurhistorische potentie van Hoeve Raadbroek en diens bolle akker nader in kaart moest worden gebracht middels een verkennend booronderzoek. De exacte voorwaarden waaraan dit aanvullend onderzoek diende te voldoen, zijn vastgesteld tijdens een overleg tussen het Waterschap en de gemeente Cranendonck, respectievelijk diens adviseur drs. R. Berkvens van ODZOB.Onderhavige notitie vormt een synthetiserend rapport van de bevindingen uit het cultuurhistorische adviesdocument, aangevuld met de resultaten van het verkennend booronderzoek ter hoogte van Hoeve Raadbroek. Met uitzondering van plangebied Hoeve Raadbroek zijn de aanbevelingen in onderhavige notitie dan ook specifiek cultuurhistorisch van aard. De omgang met archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied dient nog nader te worden vastgesteld in een Programma van Eisen voor een archeologische begeleiding in het plangebied (zie ook Berkvens, 2012: Advies Archeologische Monumentenzorg 2012-nr. 43).Cultuurhistorisch bureauonderzoekHet beekdal van de Buulder Aa bestond in eerste instantie uit moerassige gronden en natte graslanden. Onder invloed van een intensivering van de landbouw worden ook de beekdalen vanaf de Late Middeleeuwen / Nieuwe tijd mee ingeschakeld in het landbouwsysteem. Haaks op de beekloop werden smalle percelen grasland aangelegd die door perceelsgreppels enigszins ontwaterd werden (zgn. beemdenlandschap). Deze gronden werden gebruikt als hooi- en graasland voor de groeiende veestapel.Historische akkerlanden komen in het onderzoeksgebied voor ter hoogte van de verdwenen hoeve Raadbroek en ten oosten van de Buulder Aa ter hoogte van D’Aasdonken. Mogelijk waren beide terreinen in eerste instantie kleine kampontginningen op de rand van het beekdal met enkele kleine aangrenzende akkerpercelen en hooiland voor de runderen in het beekdal. Op de kadastrale minuut uit 1830 is de omgrachte hoeve Raadbroek duidelijk zichtbaar op de rand van het beekdal.Veranderingen in het natuurlijke landschap treden pas op vanaf het begin van de 20e eeuw als een groot aantal beemdenpercelen wordt omgezet in akkerland. De natte omstandigheden in het beekdal zorgen er echter voor dat deze nieuwe landbouwontginningen snel worden opgegeven. In 1931 blijken deze percelen opnieuw in gebruik als grasland; wel treedt er een ‘vervaging’ van de perceelsgrenzen op in het beekdal. Daarnaast blijken ook grote delen van het oorspronkelijk moerassige beekdal aangeplant met bos. Tegen het midden van de 20e eeuw is de hoeve Raadbroek volledig verdwenen en is het perceel omgezet in landbouwgrond. Grote delen van de beek blijken rond deze periode rechtgetrokken en de eerste aaneengesloten grasland- en akkerpercelen tekenen zich af in het beekdal. Deze ruilverkaveling zet zich gestaag voort in de volgende twee decennia en nu worden ook de omringende heidegebieden aangeplant met naaldhout. Tussen de weidegronden ten oosten van de beek liggen nog kleinschalige hakhoutpercelen en bosjes, waarin langs de Buulder Aa nog een aantal oude afgesneden meanders liggen.Verkennend booronderzoek Hoeve RaadbroekIn totaal zijn in plangebied Hoeve Raadbroek 93 boringen geplaatst. Het volledige plangebied was circa 2 ha groot; het vermoedelijke hoeveterrein heeft een omvang van ongeveer 4.000 m². Om de algemene verspreiding en diepteligging van het oude akkerterrein binnen het plangebied in kaart te brengen, zijn in een regelmatig verspringend grid van 40 m x 50 m twaalf boringen geplaatst in het plangebied (boringen 1 t/m 12). Er is geboord tot een diepte van maximaal 200 cm -Mv met een Edelmanboor (7 cm) en guts (3 cm).Om de ligging en begrenzing van de grachten en fundamenten van het hoeveterrein vast te leggen, zijn over de verwachte resten vier boorraaien aangelegd. Twee boorraaien zijn noordzuid georiënteerd; de overige twee zijn oost-west georiënteerd. De plaatsing van deze boorraaien was haaks op de veronderstelde grachten. Algemeen gold dat in deze boorraaien om de 10 m een boring is gezet. Indien een grachtstructuur werd aangetroffen, dan is de onderlinge afstand tussen de boringen verdicht tot 1 m, zodat de insteek en begrenzing van de gracht exact in kaart kon worden gebracht. Ook ter hoogte van eventueel aangetroffen fundamenten of sporen is het boorgrid verdicht om deze elementen beter te kunnen begrenzen. In totaal zijn op deze wijze binnen het hoeveterrein 81 verkennende boringen gezet (boringen 13 t/m 93).Uit het onderzoek is gebleken dat het gebied deels op een dekzandkop ligt en deels in het beekdal van de Buulder Aa (zie figuur 6 en kaartbijlage 1). De bodem bestaat grotendeels uit AC-profielen op de flanken van de dekzandrug en beekafzettingen en gooreerdgronden in het beekdal. De eigenlijke hoeve is aangelegd op de zuidelijke uitloper van een dekzandkop richting het beekdal.Dit had als voordeel dat er slechts langs drie zijden ‘diepe’ grachten moesten worden gegraven.De westelijke, noordelijke en oostelijke gracht kon door middel van de boringen goed begrensd worden. De zuidelijke grens van het hoeveterrein werd echter gevormd door het lager gelegen en natte beekdal van de Buulder Aa. Tijdens het booronderzoek is hier geen duidelijke grachtstructuur aangetroffen; mogelijk was deze slechts in beperkte mate uitgegraven en is er simpelweg gebruik gemaakt van de natuurlijke laagte van het beekdal.Verder zijn op het binnenterrein mogelijk enkele grondsporen van de voormalige hoeve aangetroffen.De ophogingslaag die in het gebied eventueel verwacht werd, is niet aangetroffen. Aangezien de bouwvoor een gemiddelde dikte van zo’n 30 cm heeft, betekent dit dat een maaiveldverlaging van 30 cm al schadelijk is voor de resten van de hoeve. AanbevelingenAanleg nieuwe meanders, poelen en creatie moerassige laagteDe graafwerkzaamheden in het beekdal ter hoogte van oude beekmeanders en de aantakking van oude afgesneden meanders op de nieuwe beekloop versterken de cultuurhistorische waarde van het gebied. Ze brengen wel archeologische restricties met zich mee die goed beschreven moeten worden in een Programma van Eisen (PvE) voor de archeologische begeleiding. In oude beeklopen/beekafzettingen kunnen namelijk nog intacte archeologische vindplaatsen voorkomen.Hierbij kan gedacht worden aan beschoeiingen, afvaldumps, etc.Maaiveldverlagingen: recente landbouwontginningenDe ontgraving van recente landbouwontginningen brengt geen cultuurhistorische restricties met zich mee aangezien het veelal oude hooilanden betreft die in de twintigste eeuw zijn opgehoogd met een akkerdek. Indien de graafwerkzaamheden bestaan uit een volledige verwijdering van het aanwezige ophogingspakket/bouwvoor of uit een diepere ontgraving, dan zijn deze werkzaamheden mogelijk onderhevig aan archeologische restricties. De noodzaak hiertoe dient te worden vastgesteld in een archeologisch PvE.Maaiveldverlagingen: oude akkerlanden1. Akkerlandschap ter hoogte van D’AasdonkenIn gezamenlijk overleg tussen de gemeente en het Waterschap is besloten dat voor de geplande maaiveldverlaging geen cultuurhistorische restricties gelden. Het ecologische doel heeft hier voorrang op eventuele aantasting van de cultuurhistorische waarde van het gebied omdat een afgraving van de fosfaatrijke bovengrond noodzakelijk is om de gestelde ecologische ambitietypen te halen. Wel gelden voor de werkzaamheden archeologische randvoorwaarden die duidelijk beschreven moeten worden in een nog te vervaardigen PvE.2. Hoeve RaadbroekNa het verdwijnen van hoeve Raadbroek in de eerste helft van de 20e eeuw is het volledige perceel in gebruik genomen als akkerland en zijn de lagere, oostelijke gebiedsdelen opgehoogd met een jong dek. Ook de grachten zijn rond deze periode dichtgeschoven. Hierdoor zijn alle referenties naar de zichtbare cultuurhistorische waarde van de locatie verdwenen uit het landschap, waardoor het terrein nu tot het domein van de archeologie behoort.Volgens de inrichtingsplannen is ter hoogte van de voormalige hoeve een maaiveldverlaging alsmede de aanleg van een nieuwe poel gepland. Uit de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat ter hoogte van de voormalige hoeve en diens akkerterrein geen recente ophogingslaag voorkomt. Een maaiveldverlaging van 30 tot 60 cm zou dan ook aantasting van de archeologische resten met zich meebrengen. De geplande poel ligt bovendien grotendeels op de oude omgrachting van de hoeve. Cultuurhistorisch gezien kan ervoor gekozen worden om de geplande poel te vervangen door het opnieuw uitgraven van de oorspronkelijke omgrachting van het goed en het weer beleefbaar te maken in het landschap. Dit brengt evenwel enkele problemen met zich mee. Zo zal deze uitgraving archeologisch onderzocht moeten worden middels een proefsleuvenonderzoek of een begeleiding. Het geniet daarom de voorkeur om de poel in oostelijke richting te verplaatsen (zie fi guur 6), waardoor de archeologische waarden behouden blijven en fi nanciële kosten worden bespaard. aan de eigenlijke graafwerkzaamheden archeologisch onderzocht worden middels een proefsleuvenonderzoek. De exacte eisen en voorwaarden waaraan dit onderzoek moet voldoen, moeten worden opgenomen in een nog te vervaardigen Programma van Eisen voor een proefsleuvenonderzoek. Het Waterschap heeft reeds aangegeven dat zij zullen afzien van de geplande maaiveldverlaging ter hoogte van het hoeveterrein en de grachten.Graafwerkzaamheden in de rest van dit perceel moeten archeologisch begeleid worden indien deze dieper reiken dan de aanwezige bouwvoor.Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Om deze te laten bekrachtigen in een selectiebesluit, kan contact worden opgenomen met de bevoegde overheid (gemeenten Cranendonck en Heeze- Leende). RAAP kan u daarbij assisteren.Een waarderend onderzoek, of het nu proefsleuven of een archeologische begeleiding zijn, dient uitgevoerd te worden conform een vooraf opgesteld Programma van Eisen (PvE). Het PvE dient te zijn goedgekeurd door de bevoegde overheid voorafgaand aan de start van de graafwerkzaamheden.